Dagelijks archief: 29 maart 2020

Zondag 29 maart 2020

Uit de diepte, godverlaten, roep ik jou, een geeuwende afgrond, een doodse stilte, geketende kinderen. Uit de diepte, godverlaten, roep ik jou.

Het is een klein gedeelte van psalm 130 in een vrije hertaling van Oosterhuis. Het geeft weer het gevoel dat veel mensen hebben in deze tijd. Een geeuwende afgrond waarin we terecht gekomen zijn, het beeld van een onzekere toekomst. Een doodse stilte is er gevallen in veel huizen. Als je ouder bent en alleen woont. Geen bezoek meer mag ontvangen. Geketende kinderen die niet meer ongestoord naar buiten kunnen om te spelen.

Met een geweldige dreun is onze samenleving tot stilstand gekomen. We moeten ons aanpassen. Onze leefstijl van bijna ongebreidelde vrijheid is plotseling afgegrendeld. We moeten nadenken over wanneer we boodschappen kunnen doen en wie er boodschappen gaat doen. We moeten nadenken over het gegeven dat we niet meer zomaar bij iedereen op bezoek kunnen. We moeten nadenken over zaken die eerder vanzelfsprekend waren.

Veel mensen zijn bang om alleen te zijn. Ze hebben andere mensen om zich heen nodig , alleen al om het gevoel te hebben dat ze leven. En dan waren er altijd wel mensen die daar dan tegen in brachten dat alleen-zijn ook een zegen kan zijn. In tijden waarin je die keuze hebt, kan dat zeker waar zijn. Maar wat we nu meemaken is dat veel mensen, veel ouderen, die keuze niet hebben. Ze zouden maar wat graag hun kinderen willen ontvangen, hun kleinkinderen willen knuffelen. Met vrienden een spelletje spelen.

Een ander aspect van alleen-zijn is dat wat veel mensen vandaag meemaken. Alleen-zijn in je strijd tegen het virus. Je zult maar in Brabant wonen en je geliefde voert een eenzame strijd tegen het dodelijke virus in een ziekenhuis in Groningen. Natuurlijk ben je blij zijn dat er een plaats is waar ze geholpen kunnen worden. Maar oh, wat voel je je alleen omdat je er niet bij kunt, niet bij mag zijn. En die verpleegkundige, al die mensen in de zorg, ze staan er vol voor. Maar ook zij staan geregeld alleen. Alleen in hun gevoel, in hun onmacht. Ze doen hun stinkende best, maar toch glippen er mensen door hun handen. En ze hebben vaak niet eens tijd omdat gevoel van onmacht en alleen-zijn met andere te delen. Want de volgende patiënt vraagt weer alle aandacht!

Je hoort soms beweren; “als je in God gelooft, ben je nooit echt alleen”. Dat is maar de vraag. Heel wat mensen die van zichzelf zeggen dat ze geloven leiden onder de wanhoop van dit moment. Onder het alleen-zijn van vandaag. Geloven is geen pilletje tegen alleen-zijn. Was het maar. Dat zou wel makkelijk zijn. “Je moet maar wat meer bidden of in de bijbel lezen, dan voel je niet meer alleen”. Er zijn, ook vandaag, nog kerken waar dit zo gepreekt wordt. Dat lijkt mij misbruik maken van dat wat we God noemen. We spannen God voor ons karretje. Deze moet ons alleen-zijn oplossen. Deze moet ons de weg wijzen uit deze crisis. Maar impliciet zetten we ons daarmee ook af tegen al die mensen die het geloof, die God, zo niet meer kunnen of willen beleven. Alsof God er alleen zou zijn voor mensen die zeggen te geloven. We moeten het nooit willen zoeken in dit soort tegenstellingen. We moeten het zoeken in die vele prachtige kwetsbare mensen in onze omgeving. Want we zoeken allemaal, gelovig of niet gelovig, in deze tijd naar troost. We zoeken allemaal naar nieuwe moed. We zoeken allemaal naar lichtjes van hoop.

Ik zie, Godzijdank, heel veel mooie voorbeelden, ook in onze dorpen, waarin we als gemeenschap, als kwetsbare mensen, elkaar proberen te troosten, elkaar moed in te spreken, elkaar te wijzen op lichtjes van hoop. Er worden drempels geslecht, er worden initiatieven genomen om mensen even op adem te laten komen. Uit die diepte, uit die godverlatenheid, roepen wij elkaar toe: houd moed!  ‘t het is nog nooit zo donker west of het wordt altied wel weer licht…….