Traditie getrouw vieren we met Pinksteren de geboorte van de kerk. Veel mensen kwamen tot geloof. Zij spraken vol vuur over wat hen overkomen was. Maar we moeten ook maar even een misverstand uit de wereld helpen. Wanneer we de geboorte van de kerk vieren dan doelen we daarmee niet op de kerk zoals wij die vandaag de dag kennen. Die kende men in die tijd nog niet. Pinksteren is een Joods verhaal. De mensen, omdat ze tot geloof waren gekomen, werden niet allemaal onmiddellijk christen, omdat het christendom niet nog niet bestond. Wat er gebeurt zou zijn is dat men het levensverhaal van die merkwaardige man, Jezus van Nazareth, zo jammerlijk aan zijn einde gekomen, op waarde ging schatten. Hij ging de wereld in en hij zocht de mensen op die het minder goed getroffen hadden. De zieke, de vreemdelingen, de wezen en de weduwen. Hij bood hen hoop, hij gaf hen een gezicht, vertelde hen het verhaal van de bevrijding. Hij was vol vuur, vol passie over het lot van deze onbeschermde. Daarvoor instaan was voor hem het geloof, was voor hem de kerk van die tijd.
Het beeld van het vuur is dus symboliek en dat geldt ook voor het Bijbelverhaal van vandaag. Mozes wordt geconfronteerd met een wonderlijk natuurverschijnsel. Een struik die brandt maar niet verteerd. Dat wonder is niet de kern waar het met Pinksteren omdraait. De kern van Pinksteren zit in de vraag waar we met ons geloof naar toe willen. Met hemelvaart werden we met onze laarzen in de modder gezet. Hemelvaart bepaald ons bij wat er hier op aarde aan de hand is. En met Pinksteren moeten wij vanuit ons geloof de richting bepalen. Voor wie gaan wij door vuur en vlam en hoe gaan wij om met alles wat we om ons heen zien gebeuren. Alle vragen en onzekerheden, domheid en twijfel die bij ons zelf leven. Alle zieke en vreemdelingen, wezen en weduwen die op ons pad komen.
Mozes wordt al snel bepaald bij de gedachte dat dat vuur, wat die struik niet verbrandt, niet de kern is van het geloof. Ik ben de God van je Vader, van Abraham en Izaak en Jacob. Door zich op deze manier aan Mozes voor te stellen maakt God duidelijk dat deze niet zomaar een passant is, die toevallig voorbij komt. Maar deze is een god die door de generaties heen gaat. En zich dus voor langere tijd, voor eeuwig, aan de mensen verbindt.
Onmiddellijk daarna wordt helder waar de passie ligt van deze god. Waar deze voor door vuur en vlam gaat. Namelijk bij de mensen die het zwaar hebben. Die zuchten onder verdriet, ellende, uitbuiting en slavernij. Dat is zijn volk. Het volk van god is niet begrensd door slagbomen en door mensen vastgestelde grenzen van landen. Dat volk van god gaat over alle grenzen heen van zuid naar noord en van oost naar west. Deze god geeft aan Mozes heel nadrukkelijk aan dat hij de ellende van het volk gezien heeft. Om dit “zien” van god draait het. Een mens krijgt een gezicht. Een mens krijgt een nieuwe toekomst, krijgt hoop doordat hij herkend wordt en in zijn lijden erkend wordt.
Maar als je het dan ook gezien hebt, als je herkend wordt, als die hoop je geboden wordt, dan is de urgentie ook hoog. God heeft weinig tijd te verspillen. Mozes wordt er nú op uit gestuurd. Hij moet het volk leiden, voorgaan op de weg van de bevrijding. God wil voortvarend te werk gaan. Maar die voortvarendheid loopt vertraging op door de weigerachtigheid van Mozes. Het lijkt erop alsof hij niet wil. Wie ben ik dat ik naar de Farao ga? Ik zal bij je zijn, zegt God. Maar dat overtuigt Mozes allerminst. En wat als ze mij niet geloven is het tweede bezwaar dat Mozes inbrengt. Dan komt er ook nog een derde bezwaar achter aan; en als ik er dan ben, namens wie spreek ik dan? Wie moet ik zeggen dat mij heeft gestuurd? “Ik zal er zijn” is mijn naam. Ik zal er zijn voor jou. Ik zal er zijn doordat ik jou op pad stuur. Want deze god handelt altijd door mensen.
Het is dus niet zomaar een god, niet het opperwezen dat we op een troon kunnen plaatsen. Niet “het iets” wat we in model kunnen brengen zoals het ons toevallig op dat moment uit komt. Maar het is een god wiens naam betekent heel concreet; geen diensthuis, geen slavernij, geen onderdrukking. Het is een god die afdaalt om te bevrijden.
Wat voor een god is dat? Die kennen wij toch niet? Zoiets hebben we toch nog nooit meegemaakt. We kennen in de wereld, bij naam en toenaam, de mensen die zich goden wanen. Die gezeten op een hoge troon naar willekeur beschikken over mensen. Over leven en dood. We kennen die goden die zich laat toejuichen met vlaggenparades. Die hun macht tonen met wapengekletter en optochten met het nieuwste wapentuig. Maar een god die afdaalt? Die naast mensen gaat staan? Wat heeft zo’n god met ons voor? Wat kunnen we van zo’n god verwachten?
De god van Mozes, de god van Jezus is een god die zich onderscheidt doordat deze een god van bevrijding is. Dat heeft hij met ons voor, dat kunnen we van hem verwachten. Een god die een passie heeft, die in vuur en vlam staat voor die mensen die het minder goed getroffen hebben in deze wereld.
Vandaag vieren we Pinksteren. De geboorte van de kerk. Maar met de geboorte van kerk worden we ook de wereld in gestuurd. Het gaat namelijk niet alleen om zingen en bidden en de lofzang. Met de geboorte van de kerk worden we vandaag de wereld in gestuurd om die God, die we ons maar moeilijk kunnen voorstellen, gestalte geven. Op weg naar de vrijheid. Amen.
