Mattheus 22: 1-14

Bij het verhaal van vandaag moeten we op voorhand bedenken in welke tijd Mattheus dit heeft opgeschreven.  Namelijk in de tijd, 70 jaar na Christus. De periode dat Jeruzalem brandde en vernietigd werd ten tijde van de zogenaamde Joodse oorlog. Dat tekent het beeld en het gevoel van Mattheus. Hij zag een stad die verwoest was, een tempel tot de grond toe afgebroken, mensen die elkaar naar het leven stonden, eerder buren waren maar nu vijanden geworden.

We zijn ook vandaag, in het verhaal dat Mattheus ons verteld nog steeds getuige van een fel theologisch debat tussen Jezus en de Farizeeën. Tenminste een debat zou je het eigenlijk niet mogen noemen. Jezus geeft zijn visie op het koninkrijk van de hemel, op de kerk van die tijd, op de samenleving van toen. En dat doet hij op zijn kenmerkende manier door het vertellen van verhalen. En daarin is het; wie de schoen past trekke hem aan. En dat geldt ook voor vandaag. Uit de verhalen die Jezus vertelde trokken op enig moment de Farizeeën en Schriftgeleerde de conclusie dat hij over hen sprak. Dat zij het waren met hun theologische en maatschappelijke opvattingen die hij onder kritiek stelde. Op basis daarvan wilde ze hem gevangen nemen, maar schrokken terug voor de publieke opinie die Jezus als een profeet zagen. Ze waren bang dat de volkswoede zich tegen hen zou keren.  Maar die angst geeft Jezus de gelegenheid om nog maar eens duidelijk te maken wat zijn visie is.

Niet voor het eerst en zeker ook niet voor het laatst gebruikt hij daarbij het beeld van een bruiloftsfeest. En een bruiloftsfeest in die oosterse/joodse cultuur gaat altijd gepaard met een maaltijd. En als wij iets willen begrijpen van de cultuur van een volk, van een land, dan moet je goed kijken naar de eetcultuur van dat land en volk. Wie eet met wie? En wie wordt er genodigd voor de maaltijd. Hoe gastvrij is men. De eetcultuur is vaak een spiegel van de samenleving. 

Samen aan tafel zitten heeft iets intiems. Je beeldt verbondenheid uit. Je viert gemeenschap met elkaar. Je nodigt niet zomaar iedereen uit om bij jou te komen eten! Jezus, hield vaak de maaltijd met mensen die van de tafel werden geweerd: onreinen, vreemdelingen, hoeren en tollenaren. Mensen die wij niet direct zouden nodigen.

In het verhaal dat Mattheus ons vandaag verteld gaat het niet om zomaar een maaltijd. Het gaat om een bruiloftsmaaltijd. Een bruiloftsmaaltijd is een maaltijd waarmee het feest van de liefde wordt verteld en gevierd. Daarmee wordt ook onmiddellijk aangegeven waar het om gaat in dat koninkrijk van de hemel. Namelijk om de liefde.

Dat koninkrijk is zoals wij hier nu bij elkaar zitten. Het is niet boven ons, het is niet onder ons, niet aan de overzijde van de zee. Niet in het hiernamaals, maar in de praktijk van alledag. Van vandaag.  En Mattheus ziet dat koninkrijk in verval. Hij ziet chaos, vernedering, uitbuiting, misbruik. Met allemaal doorzichtige smoesjes, hypocriete theologische redeneringen omdat maar recht te praten.

Hoe mooi zou het zijn als mensen van harte bereid waren om de uitnodiging van de koning te aanvaarden.  De koning wil de liefde vieren, maar de mensen houden hem liever op afstand. Ze antwoorden met doorzichtige smoesjes en uiteindelijk zelfs met haat en geweld. De Afrikaanse schrijfster Alice Walker schreef in een van haar boeken, waarin ze het onder andere heeft over dit Bijbel gedeelte, dat God pisnijdig (pissed off) werd van die onverschilligheid, van die ongevoeligheid. Maar God blijft niet hangen in die boosheid. Als dit eerste plan niet lukt, dan probeer ik het wel op een andere manier, langs een andere weg, lijkt hij te denken. Dan zoek ik wel andere mensen die wel te gast willen zijn op mijn feest van de liefde. Dat is wel een riskante onderneming van God. Want hij heeft geen enkele garantie op succes. Of het moet zijn dat Hij gedacht heeft dat dat risico prima past bij de liefde. Want de liefde zelf is ook een riskante onderneming, biedt ook geen enkele garantie op succes. En net als bij de liefde, weet God ook niet wie er bij dit feest op het pad komt. Wie er uiteindelijk aanschuift aan de feestmaaltijd. Maar als ze aanschuiven, dan weet Hij in ieder geval zeker dat ze geïnteresseerd zijn. Dat ze niet onverschillig staan tegenover, dat ze niet ongevoelig zijn, voor de liefde.  Maar de teleurstelling moet groot zijn. Het volk heeft het onheil over zich afgeroepen.  Dat is wat Mattheus ziet, als hij kijkt naar het brandende Jeruzalem. Dat heeft hem dep geschokt en hij kan in de val van Jeruzalem niets anders zien dan een afwijzing van de uitnodiging van de koning.

Tenslotte doet de koning nog een poging. Een allerlaatste. Hij nodigt gasten uit die wij niet snel op ons feest zouden uitnodigen. Vreemde gasten dus in het paleis. Niet de rijken en zelfvoldanen, want die zijn thuis gebleven bij moeder de vrouw, bij hun ossen en hun ezels. Nee, de armen, mensen zonder verplichtingen, zo van de straat. Mensen die zichzelf niks verbeelden, zo van de straat. Voor hen staat de tafel gedekt, ze zijn welkom in de nieuwe stad van God. De slechten zijn even welkom als de goeden, op een voorwaarde, ze moeten zich wel kleden met de mantel der gerechtigheid. Mattheus grijpt met deze formulering terug op Jesaja 61; “hij deed mij het kleed van de bevrijding aan, hulde mij in de mantel der gerechtigheid”. Die kleding waar Mattheus het over heeft een andere betekenis dan wij er vaak aan geven. Het gaat niet over onze broek of jurk.  Je mag komen, je bent welkom, wat je ook aantrekt en wie je ook bent, maar wel gekleed in het feestkleed dat de mantel der gerechtigheid heet. Allen worden geroepen, komt, alles is gereed, maar alleen zij die bereid zijn om dat feestkleed te dragen, maar ook uit te dragen, die worden uitverkoren.