Haggai 1

We lazen vandaag uit Haggai. De vierde in een serie van vier diensten rond kleine onbekende boeken uit de bijbel. Ik heb er bewust voor gekozen om deze profeet als laatste in de reeks van vier te lezen. De vorige drie; Nahum, Obadja en Sefanja waren profeten van de harde woorden. Veel bloed, vernietiging, ellende en een god die wraak neemt. Haggai is anders. Ongeveer 520 jaar voor Christus leefde hij. Weer had het volk een allesvernietigende oorlog te verduren gehad en weer was de stad Jeruzalem verwoest. Maar bij Haggai helemaal niets van wraak. Geen boodschap waarin het volk de wacht wordt aangezegd of straffe van. Geen kritiek op de priesters of de leiders van de tempel.

Nee, je zou kunnen zeggen, Haggai is de profeet van de wederopbouw. Centraal thema in zijn boek is de oproep aan het volk om zo snel mogelijk te beginnen met de wederopbouw van de stad en dan in het bijzonder de wederopbouw van de tempel. Het huis van god moet in alle glorie zo snel mogelijk worden opgebouwd. Maar nu is het niet zo dat het volk dan ook braaf naar deze profeet luistert. Eerst wilde ze hun eigen huizen opbouwen. We zijn er nog niet aan toe om met de opbouw van de tempel te beginnen. Dat levert een discussie op; wel tijd om in jullie eigen huizen op te bouwen en daar riant in te wonen, terwijl het huis van god er verwoest bij ligt. Hij dreigt niet deze profeet, maar heeft wel een duidelijke mening; er moet in de wereld in een plaats zijn voor hem die we god noemen. Een plaats voor alles waarmee wij deze god verbinden; liefde, vrede, gerechtigheid. Een plaats en een tijd.

Nu is dat nog niet zo eenvoudig. Waar en wanneer vinden we god? Waar woont god? Als je die vraagt stelt aan Google dan kom je niet erg ver. Talloze pagina’s. Maar geen antwoord op je vraag. Voor god bestaat er geen postcode en dus ook geen huisadres. God is dakloos. Voor de burgerlijke stand bestaat god helemaal niet. Een niet-rechthebbende zoals dat in taal van ambtenaren heet. Altijd onderweg, nooit een vast onderkomen. En dus betekent dat, dat we god steeds ergens anders moeten zoeken. Nooit op vaste plek waar we hem kunnen gijzelen en vasthouden.

Als je vraagt waar woont god, dan wordt heel vaak verwezen naar “de hoge” oftewel naar “de hemel”. En dan kijken wij mensen naar boven. Haggai geloofde dat in ieder geval niet, daarvoor was hij te Joods. Maar als god niet daarboven woont, waar dan wel? Woont god hier in dit kerkje in Grolloo? In deze tempel? Maar is dit niet louter een huis van steen en beton? Waar mensen samenkomen om iets van god te ontdekken en van waaruit ze weer vertrekken om iets in de wereld zichtbaar te maken van wat wij god noemen.

In de week die achter ons ligt speelde twee belangrijke thema’s een rol. De moord op Peter R de Vries en de ramp met het water die zich in Limburg voltrok. Bij de eerste moest ik vooral denken aan de slachtoffers van misdaad en criminaliteit. Jonge mensen, vaak al vanaf hun jeugd aan de onderkant van de samenleving, die zich vaak voor een schijntje laten inhuren door de grote criminelen die buiten schot blijven en dit moeten bekopen met een levenslange gevangenisstraf. Mensen die in koelen bloede worden vermoord, vaak heel bewust, maar soms ook per ongeluk, de zogenaamde vergismoorden. Maar ook de slachtoffers van ons rechtssysteem, de ten onrechte veroordeelde. Of de families van slachtoffers in vertwijfeling omdat de daders jarenlang, soms tot de dag vandaag, ermee weg kunnen komen. Er geen rechtgesproken kan worden. Dat zijn vaak de “kleine mensen” die het betreft.

Tegelijkertijd zagen we in Limburg, België, Duitsland de ramp met het water zich voltrekken. De verhalen van mensen dat soms, binnen een paar minuten, hun hele hebben en houwen onder water verdween. Mensen die noodgedwongen hun huizen moesten verlaten om zelf het vege lijf te redden. Dat wat jarenlang was opgebouwd met hard werken, zomaar binnen een paar minuten was weggespoeld. Mensen die niet meer terug durven naar huis omdat ze bang zijn wat ze eraan treffen. Het slachtoffers van natuurgeweld waar je compleet machteloos tegen staat.

Haggai roept op tot het opbouwen van de tempel, een plaats waar we god kunnen ontmoeten. Een plaats voor alles waarmee wij god verbinden; liefde, vrede en gerechtigheid. De vraag is dan ook of we god moeten zoeken, misschien zelfs wel vasthouden en gijzelen, in een gebouw van hout en steen. Want dat risico bestaat.  Het opbouwen van de tempel, is dat hetzelfde als het opbouwen van een gebouw van hout en steen?  Of moeten we onder het opbouwen van de tempel verstaan, de wereld, de plaatsen waar recht wordt gedaan, waar liefde en vrede worden verbonden. De wereld, is dat niet vooral de plaats waar god wil wonen?  

En ik dacht deze week heel vaak; een plaats waar we zouden moeten zoeken is bij de kleine mensen, de slachtoffers van misdaad en terreur, van ons rechtssysteem. De slachtoffers van de natuur. Machteloos, alles verloren door het wassende water. Maar ik dacht ook aan de mensen die vechten tegen een dodelijke ziekte en aan de mensen die het nieuwe kwetsbare leven koesteren. Daar zou god weleens kunnen wonen. Daar zouden we god moeten zoeken, met alles wat in ons is. Het opbouwen van de tempel is recht doen aan deze kleine mensen. God gevangen zetten in een gebouw van hout en steen staat in een schril contrast met wat Huub Oosterhuis ooit schreef in een van zijn liederen:

Ik zal in mijn huis niet wonen,

ik zal mijn ogen niet dichtdoen,

ik zal niet rusten, geen ogenblik,

ik mag versmachten van dorst,

tot ik gevonden heb:

een plek waar de doden leven,

de plaats waar recht wordt gedaan

aan de verworpenen der aarde.