Vandaag is in ons midden een kind gedoopt.
De doop van dit kind heeft vandaag een dubbele betekenis gekregen. Normaal dopen wij kinderen en nemen we ze daarmee op in onze geloofsgemeenschap. En de ouders beloven dat zij het kind zullen ondersteunen in de (geloofs)opvoeding. Maar vandaag, de doop van Saveliya, komt daar eigenlijk nog een tweede betekenis achteraan. We nemen hem niet alleen op in onze geloofsgemeenschap, maar we bieden hem en zijn moeder, ook een nieuw thuis. Dat heeft alles te maken met hun geschiedenis, dat heeft alles te maken met de actualiteit van vandaag. Saveliya is geboren enkele dagen voordat de oorlog in Oekraïne uitbrak. En vrijwel meteen na zijn geboorte moest hij, samen met zijn moeder, vluchten vanuit Kiev , via Lviv, naar Hongarije en vandaaruit naar Nederland. Saveliya heeft zijn thuisland moeten ontvluchten voordat hij goed en wel heeft kunnen aarden, in dat wat zijn thuisland had moeten zijn.
Met de doop vandaag bereiden wij niet alleen een warm welkom in onze geloofsgemeenschap, maar tegelijkertijd maken wij voor hen ook een plaats van vrede en veiligheid. Een plaats waar ze niet bang hoeven te zijn voor de oorlog. Waar niet dagelijks het luchtafweer alarm afgaat, waar ze niet hoeven te rennen voor hun veiligheid naar de schuilkelders. Waar ze mogen zijn wie ze ten volle zijn; moeder en kind. Waar ze in vrijheid kunnen zorgen en spelen. Zeker niet zorgeloos over hun toekomst. Zeker niet zorgeloos over de ontwikkelingen in hun land, hun familie en vrienden.
In iedere oorlog zijn vrouwen en kinderen veelal de eerste slachtoffers, de meest kwetsbare groepen. Het goed om te weten dat in de dagen van Jezus, kinderen niets in te brengen hadden. Sociaal en maatschappelijk gezien stonden zij op een lijn met een slaaf, met weduwen en met vreemdelingen. Invloed had het niet en het was maar te hopen dat het ouders trof die hun opvoedkundige taak serieus namen. Zij stonden onderaan de sociale ladder. Maar daarmee is hun bestaan niet betekenisloos. Juist in hun verwondering, in hun openheid, hun onbezorgdheid hebben zij ons iets te vertellen. Zij kunnen zich nog nergens op beroepen en daarom horen ze erbij. Dat Jezus vanmorgen het kind centraal stelt zegt ook iets over de wijze waarop hij naar mensen kijkt, waarop hij kijkt naar maatschappelijke en sociale verhoudingen.
Jezus denkt en kijkt heel sterk van onderaf. Dat blijkt wel als zijn vrienden de kinderen bij hem weg willen houden. Dan worden ze boos. Weg met dat grut, Jezus heeft wel wat beters te doen! Maar op zijn beurt ergert Jezus zich aan de houding van zijn vrienden. Wie wil begrijpen waar het in de doop omgaat, zal van onderop moeten denken en kijken. We moeten dus niet alleen anders naar een kind kijken, maar we moeten ook anders leren kijken naar de wereld. Dit laatste mogen we niet direct vragen van een kind. Daarvoor is het nog te jong, te onervaren. We moeten ons daarom goed bedenken dat Jezus het vanmorgen niet heeft tegen de kinderen, maar hij heeft tegen de ouders.
Zij moeten worden als een kind. Worden als een kind is iets anders dan kinderachtig worden. Het wil ook niet zeggen dat het leven alleen maar draait om het kind, zoals tegenwoordig zo vaak gebeurt, de kinderen behandelen als nieuwe prinsjes of prinsesjes, waar het leven, het huishouden omdraait. Het is zeker niet bijbels om een kind op een dergelijk voetstuk te plaatsen. Het gaat er niet om, om kinderen belangrijker of groter te maken. Zij zijn niet van nature beter of schuldeloos. Kinderen kunnen vervelend zijn, tegendraads, zoals ieder mens. Pesten is een probleem, niet in de laatste plaats onder kinderen.
Dan is het vraag waarom is nu juist een kind geschikt voor het koninkrijk van God? Misschien zit het in het beeld dat een kind symboliseert. Als je, zoals Jezus doet, van onderaf naar de wereld kijkt, dan zie je in de eerste plaats de kwetsbare, de machteloze mens. De mens die het slachtoffer is, de speelbal, afhankelijk, van hogere machten. We zien dat dagelijks terug in de oorlog. We hebben het vandaag in ons midden. Machteloos, kwetsbaar en afhankelijk. Dat alles is samengevat in het beeld van een kind. Maar aan de andere kant zit er in het kind ook de verwondering, de toekomst en de liefde. (Niet voor niets gebruiken we vandaag de kleur rood). Zij, de ouders, moeten worden als een kind. Niet hoogmoedig, niet trots, niet met alleen maar grootse dingen bezig zijn. Afzien van grote mensen verlangens naar rijkdom en macht. Grootheidsfantasieën opgeven voor het sterkere gevoel dat je met zwakheid en al aanvaard bent. De kinderlijke eenvoud proberen terug te vinden, het zoeken in de kleinheid, ons steeds weer opnieuw leren verwonderen, liefde geven zoals een kind liefde geeft , onbaatzuchtig, ontvankelijk en kwetsbaar.
Met de doop van Saveliya heten we hem en zijn moeder welkom in onze geloofsgemeenschap, bieden we hen een nieuw thuis. Dat vraagt van ons een houding van openheid en ontvankelijkheid, van verwondering en liefde. Zoals Jezus de kinderen in de armen sluit, wordt van ons gevraagd om hen in de armen te sluiten. De doop is daarmee geen vrijblijvend gebeuren. Ons ja heeft consequenties. Want met dat ja, halen wij ook een stukje van Gods koninkrijk naar binnen.