Wanneer je op vakantie bent, dan komt er vaak een moment, hoe leuk en mooi de vakantie ook is, dat je terug verlangt naar huis. De hotel, het huisje, de caravan of de camper, het haalt het toch meestal niet bij dat thuis gevoel. Thuis is toch de plek waar je je veilig voelt, waar je je eigen spullen hebt, je eigen meubels, je eigen bed, je eigen muziek, ook je eigen omgeving. Thuis is de plek waar jij de sleutel van hebt. Waar jij bepaald wie er wel niet binnen mag. Waar je je vrienden en familie ontvangt. Thuis is de plek waar je stil kunt zijn, waar je kunt huilen en lachen. Thuis is de plek waar mogelijk een geliefde op je wacht. Ja, de laatste zin van het nummer van Golden Earring, Back Home, slaat voor de meeste mensen de spijker op zijn kop “it’s always good to be back home”. Het is altijd goed om weer thuis te komen.
Aan de andere kant moet je soms ook even weg zijn, om daardoor dat gevoel van thuis zijn opnieuw te leren waarderen. Het is soms zo vanzelfsprekend dat je er niet eens meer bij stil staat dat je het ook kwijt zou kunnen raken. Dat gevoel overkwam veel mensen, toen een aantal maanden geleden de kerken van het een op het andere moment op slot gingen. Het was zo vanzelfsprekend dat het er was en dat je er naar toe kon. En ineens kon dat niet meer. Het “huis van God” zoals we kerk ook vaak noemen, “huis van gebed”, wordt het ook wel genoemd, bleef leeg en stil. Terwijl het voor veel mensen een plek is waar ze zich veilig voelen. Waar ze in betrekkelijk rust en stilte zich kunnen opladen voor de komende week of de hectiek van de afgelopen week even achter zich te laten. Waar ze zich in alle vrijheid kunnen bezighouden met hun geloof. De vraag was niet meer of je naar de kerk ging, want je kon er niet meer naar toe.
Dat geeft tegelijkertijd een ander gevoel, dan dat je er zelf voor kiest om op vakantie te gaan, je huis even achter je te laten. Even weg van de dagelijkse beslommeringen die een huis ook met zich mee kan brengen. Nu werd er voor je gekozen. Hoe graag je het ook zou willen, je kon er niet meer naar toe. Dat is het gevoel dat mensen moeten hebben als ze noodgedwongen hun huis moeten verlaten omdat het niet meer veilig is door aardbevingsschade. Dat is het gevoel dat mensen moeten hebben als ze hun huis moeten achterlaten omdat het niet meer veilig is door oorlogsgeweld. Als je je huis moet verlaten omdat je er niet meer veilig bent door huiselijk geweld.
Natuurlijk kun je zeggen, ja maar dat is toch echt wat anders, dan dat je een tijdje niet meer naar de kerk kunt. Dat is natuurlijk ook waar. Het zijn onvergelijkbare grootheden. Het gaat er mij niet om, om het niet meer naar de kerk kunnen gelijk te stellen aan je huis kwijtraken door aardbevingen , oorlogen en huiselijk geweld. Het gaat mij een om het verlangen dat je kunt hebben naar een plek waar je veilig bent. Voor heel veel mensen is dat hun eigen huis, maar dat kan voor mensen ook de kerk zijn. Met beide hun eigen functie en hun eigen gevoel.
Als we luisteren naar Carole King en naar Simon and Garfunkel dan gaat het hen niet om het feit dat ze een mooi groot huis hebben, met een mooie tuin en met veel kamers. Het gaat misschien zelfs niet om het gebouw. Het gaat bij hen, in hun liederen, eerder om het gevoel dat er bij hoort. Thuiskomen is misschien eerder een gevoel, dan dat het letterlijk fysiek weer thuiskomen. Het bezit van een eigen huis, hoeft niet per definitie een gevoel van veiligheid en geborgenheid op te roepen. Carole King zingt letterlijk; “ik zal pas gelukkig zijn, als ik je weer zie, tot ik weer thuis ben en me goed voel”.
Nadenkend over dit thema van een huis hebben, van thuis komen en dat in verband brengen met de Bijbel, moeten we ons twee dingen goed realiseren. Het volk Israël had geen eigen thuis. Het was als volk, het grote deel van zijn bestaan, onderdrukt, verjaagd en onderweg. Dat gevoel van veiligheid, van thuis komen hebben ze amper gekend. En als we dat door trekken naar het nieuwe testament dan valt het onmiddellijk op dat er nergens sprake is van dat Jezus een eigen huis bezat. Hij trok met zijn vrienden door het land, van stad naar stad. Nergens is er sprake van dat hij naar huis gaat. Of het zou moeten zijn dat hij in de tempel is. Maar zelfs dat benoemd hij niet als zijn eigen huis. Wanneer zijn ouders hem, op 12-jarige leeftijd, op enig moment vragen waar hij was, dan reageert hij bijna verbaasd; waarom hebt u mij gezocht? U weet toch dat ik moet zijn in het huis van mijn Vader. De tempel is niet zijn thuis, maar is het huis van God. De tempel is de plek waar hij zich veilig voelt, waar hij leert, waar hij stil is. Waar iedereen welkom is. Waar niet alleen iedereen welkom is, maar wat het ook meteen maakt tot het huis van God. De tempel is alleen het huis van God als er mensen zijn. Als er geen mensen zijn om de liturgie vieren, om te zingen en stil te zijn, om te bidden en te leren, dan is het huis van God slechts een gebouw van hout en steen. Niet meer en niet minder. Jezus zoekt, als mens, in zijn leven steeds die tempel op, als huis van God en verder is hij overal en nergens. Te gast bij mensen die hem in huis nodigen, om te eten en te drinken en voor een goed gesprek.
Het huis waar wij ons thuis voelen, ons eigen thuis, de kerk, waarvan je kunt zeggen “it’s allways good tobe back home” is het huis, de plek, waar wij onze basis hebben van vertrek en altijd weer welkom zijn. Met onze kracht en onze zwakte, met onze kwetsbaarheid en onze liefde.