bidden, in het besef dat god niet bestaat

Ik ben groot geworden met het beeld van een god die alles bestiert: een “gebieder-god”, die naar believen bepaalde aan wie recht werd gedaan en aan wie niet. Een god die bepaalde, dat jouw vader vroegtijdig ging dementeren en de vader van je vriendinnetje niet. Die bepaalde dat het westen rijk is en dat in het zuiden mensen sterven als ratten langs de kant van weg. Dat beeld dus. En slechts met een vroom leven gewijd aan die gebieder-god, vormgegeven door het onderhouden van geboden en leerstellingen, door veelvuldig bezoek aan de kerk en veel bidden kon je deze god misschien op andere gedachten brengen. En als de ramp zich dan toch voltrok, dan zou deze daar ongetwijfeld aanleiding toe hebben gezien.

In dit beeld is god een naar believen zelfstandig handelende entiteit. In toenemende mate kwam ik in conflict met dat beeld. Zeker nadat ik ontdekte en het gegeven bestudeerde, dat dit niet klopte maar een door mensen gecreëerd beeld was. Heel vroeger waren er veel meer goden, voor ieder terrein  wel een. Daarmee konden mensen datgene verklaren, wat ze toen nog niet begrepen van de aarde, de zon, de maan, de natuur in haar algemeenheid, van het sociaal domein, van het menselijk handelen en het menselijk brein. Totdat er een volk was, dat al die goden afschafte en al die terreinen onderbracht bij één god, die alles bestierde. En alles wat mensen toen nog niet begrepen, alles wat voor hen onverklaarbaar was, werd god genoemd.

En deze god werd door mensen vormgegeven in menselijke verhalen over liefde en hartstocht, over moord en doodslag, over natuurrampen, over onderdrukking en bevrijding. Daardoor ontstond het mensenwoord, dat al vrij snel werd toegeschreven aan die god. En dus werd het Gods woord, dat aan mensen was geschonken. Maar, het bleven mensenverhalen. En omdat het mensenverhalen bleven, die aan god werden toegeschreven, ontstond er ook onduidelijkheid over die god. Hoe kon het dat god de mens schiep om dezelfde mens vervolgens door een zondvloed te vernietigen ? Hoe was het in godsnaam mogelijk, dat god in het ene verhaal de liefdestrompet stak over de mens om deze mens vervolgens in het andere verhaal met het zwaard te treffen ? Hoe was het toch mogelijk, dat god opriep tot vernietiging van complete steden en landen om even gemakkelijk een dictatoriale koning te benoemen tot Messias en deze te noemen zijn geliefde mensenkind.

Ik werd gerustgesteld over deze tegenstrijdigheden met de mededeling, dat god alles overstijgt. Dat was voor ons mensen nu eenmaal niet weggelegd, simpele zielen als wij zijn. God zou voor mensen onbegrijpelijk zijn en alleen deze zou het allemaal kunnen bevatten. Ik moest het geloven; ik moest het aanvaarden. Dat was geloof ! De gebieder-god werd met dit geloof en deze verhalen bevestigd. Deze zou, naar menselijke willekeur, kunnen en mogen beschikken over leven en dood. Deze god zou zich alleen aan ons kunnen openbaren, aan ons kunnen laten zien en horen, door dat woord. Maar wat als zou blijken dat niet Gods woord was ? Hoe zou god zich dan aan ons kunnen openbaren ?

Die grote man in mij begon steeds meer te twijfelen aan dat klassieke beeld van God; een beeld waar mensen ongetwijfeld troost en houvast in kunnen vinden, maar ook een beeld dat mensen kan kleineren en onderdrukken. Werd ik gerustgesteld met de nieuwe inzichten, dat ik de god uit de verhalen toch vooral moest zien als een “god-bevrijder” ?  Die de machtigen van de troon zou stoten. Maar er zijn toch ook goede machtigen; waarom zouden die van hun troon gestoten moeten worden ?  Net zo als er ook slechte onmachtigen zijn ? Ik wilde dat beeld wel graag geloven, maar dan nog suggereert dit god als een zelfstandig handelende entiteit. Alleen nu niet meer als gebieder over leven en dood, maar als bevrijder. Bevrijder van wat en wie ? En dan nog; waarom wordt de een wel bevrijd en de ander niet ?

Totdat ik een echte grote man was geworden, erop gestudeerd had en erover  gehoord gehad van mensen die veel knapper zijn op dit terrein dan ik – mensen die mij haarfijn uit de doeken deden op basis van onderzoeken en interpretaties hoe het volgens hen in elkaar zit en ik alles nog eens overwoog in mijn hart en afzette tegen wat anderen erover zeiden, begreep ik dat het mensenverhalen waren. Mensen die hun verhalen opschreven in hun mensentijd en de gebeurtenissen toegeschreven aan god. Maar daarmee waren ze niet van god.

En ik kwam dus tot de conclusie dat god mensenwerk is. Dat god is gemaakt door mensen om het onbegrijpelijke te verklaren. Ik kwam tot de conclusie dat god “slechts” bestaat in de verhalen. Inderdaad, god is verbeelding! En die verhalen blijken geloofsverhalen te zijn, waarin mensen in hun mensentijd iets vertellen over hun ervaringen, hun visioenen, hun bange vermoedens en hun toekomstbeelden; verhalen over hun angsten en hun troost en hun hoop. Zoals er door de eeuwen heen en ook in onze tijd nog steeds mensen zijn die hun verhalen opschrijven met dezelfde thema’s, maar daar minder snel het etiket god aan verbinden. Maar dat betekent niet dat daarmee die verhalen minder waardevol zouden zijn; dat ze minder geloofsverhalen zouden zijn. Ze passen in onze moderne culturele uitingsvormen van filosofie, ethiek, muziek, dans, film, theater, poëzie en romans.

Bidden.   Toch stelt deze conclusie mij voor een probleem. En dat probleem heet : bidden.

Een klassieke communicatievorm met God is bidden. Bidden was een van de communicatievormen, waarmee de gebieder-god mogelijk op andere gedachten kon worden gebracht over dat wat er in de nabije toekomst aan onheil op mensen te wachten stond. En als de gebieder-god dat gebed niet verhoorde, dan lag het ongetwijfeld aan mij en had deze god andere plannen met me. In de traditie ontstond daarmee het vragende gebed. Ook ik vroeg god om van alles. Dat hij mijn vader beter wilde maken. Dat ik zou slagen voor mijn rijexamen. Dat ik een nieuw baan zou vinden en een leuke vrouw.

Ik ben geslaagd voor mijn rijexamen, weliswaar pas na vijf keer, maar toch. Mijn vader heeft hij niet beter gemaakt en een leuke vrouw had ik ook gevonden. Maar of dit nu allemaal oorzaak dan wel gevolg is van het gebed en het al dan niet verhoren van het gebed. Ik geloof het niet. Toch denk ik kan bidden wel degelijk een functie hebben. Maar in het bidden wil ik niet meer het kind zijn dat bij god om een snoepje zeurt. En ik wil ook niet de volwassene zijn, die god dankbaar is voor datgene waarvoor deze niet verantwoordelijk is. Deze vorm van bidden gaat er nog steeds vanuit dat god een zelfstandig handelende entiteit is, die naar eigen believen een gebed kan verhoren dan wel kan afwijzen. En de god als zelfstandige handelende entiteit had ik achter me gelaten. Het is mensenwerk. God is verbeelding. Verbeelding die haar functie kan hebben als troost, als houvast, als geloof maar niet meer als “verhoorder-god” van mijn gebed.

Maar wat is dan bidden en wat is de functie van bidden ? De “ingrijper-god” bestaat niet. Gebeden worden niet verhoord. Waarom zou ik dan nog bidden ? Moet ik nog wel bidden ?

Bidden is een kenmerk van iedere religie, in welke vorm dan ook; steeds in relatie met een hogere macht. Maar wat opvalt is, dat het bidden niet zozeer een behoefte is van de mens, maar van god en goden. Goden willen aanbeden worden. Echter de goden moesten tevreden gehouden worden met offers en gebeden om te voorkomen, dat ze zich tegen je zouden keren. Het is niet ondenkbaar dat dat denken, dat die rituelen voor die vele goden, meegenomen zijn naar die ene Joodse god. In de Joodse bijbel wil god enerzijds liefhebben (“Heb uw naaste lief als uzelf”) en veel minder worden aanbeden. Dat is een breuk met andere goden, van andere religies. Zou bidden ook een restant kunnen zijn van wat ook wel genoemd worden “afgoderij” ?  Moeten we misschien eerder liefhebben en minder bidden?

Bidden doen mensen alleen, maar ook in grote groepen. Bidden doen mensen geknield, zittend, staand, fietsend. De handen gevouwen, devoot, of de handen ten hemel gericht of de handen gewoon in de broekzak. Alleen mensen die zeggen nergens in te geloven die bidden niet, zeggen ze!

Dat neemt niet weg, dat er in mensen iets is als een stem; een stem die mensen tot stilte kan manen. Een stem die mensen stil maakt, terwijl die stem in mensen wel blijft spreken. Blijft spreken over wederom hoop, angst, troost en visioenen. Het is een stem die mensen kan geruststellen. Een stem die mensen kan aanzetten tot …… Die stem kan van alles aan de orde stellen in mensen. Dezelfde stem kan onderwerpen ook aan de orde stellen in relatie tot, in gezelschap van, andere mensen. En geregeld wordt die stem verwoord in het bijzijn van andere mensen in de liturgie.

Bidden in de liturgie heeft niet wezenlijk een andere functie dan bidden waar ook ter wereld. In de klassieke opvatting is liturgie de dienst van het volk aan god. Dat suggereert toch een handelende god. Ik zou het eerder omdraaien. Het is de dienst van god aan het volk. In de liturgie klinken de geloofsverhalen. In de liturgie komen mensen bijeen om hoop te putten en om visioenen te delen op basis van de geloofsverhalen. In de liturgie komen mensen niet samen om de “verbeelder-god” te aanbidden, want deze wilde niet aanbeden worden. Deze wilde worden liefgehad. Deze wilde worden bemind !

Bidden verandert de wereld niet direct. Gebeden worden niet verhoord. Bidden verandert mensen ! En mensen kunnen de wereld veranderen.

In mijn ontwikkeling van het verdwijnen van gebieder-god als een zelfstandig handelende entiteit naar verbeelder-god verdwijnen dus ook die functies van bidden als vragen en smeken, van bidden als danken en tevreden houden, naar de achtergrond.

Wat dan nog slechts rest, is de stem ……………. De stem die uiting geeft aan ………

Tot slot:  Mevrouw was ernstig ziek. Het was duidelijk, dat de laatste fase van haar leven was aangebroken. Volgens de artsen – en soms hoef je geen arts te zijn om het zelf ook te zien – resteerde haar hooguit nog een paar dagen/weken. Ze was haar hele leven een trouw kerkganger geweest. Toen ik bij haar was, vroeg ik of ze misschien wilde bidden. Ze keek me aan. “Denkt u dat het helpt, dominee ?” “Nee, niet dat u er beter van wordt”, antwoordde ik. “Doe het dan maar niet ……..”, zei ze.