Diaconaat, mee uithouden

$RHF5KYSIn het diaconaat gaat het niet alleen maar om actie. Om steeds maar bezig zijn. In het diaconaat moeten we ook leren om stil te zitten. Om geduld te oefenen. Om het “mee uit te houden”.

Kerk als herberg?
Om diaconaal kerkenwerk te kenmerken wordt dat vaak samengevat in: “helpen waar geen helper is”. Deze typering geeft de dynamiek en beweging aan van het diaconaat. . In het diaconaat gebeurt altijd iets praktisch en concreet. Een veelvuldig gebruikte term is ook; “kerk als herberg”. De kerk is een gastvrije, open ruimte van waaruit dit werk gebeurt. Tegelijkertijd is er ook wel wat af te dingen op de typering; “kerk als herberg”. Een herbergier gaat er altijd vanuit dat de mensen naar hem toekomen. Het kenmerkt een passieve houding. De mensen komen toch wel! In het moderne diaconaat is het in toenemende de vraag of de kerk niet naar de mensen toe moet komen. Mensen zelf moet opzoeken, omdat het niet meer vanzelfsprekend is dat mensen uit zichzelf komen. En dan volstaat dat beeld; “kerk als herberg” misschien niet meer geheel.

Maar hoe het ook zij in deze. Het gaat uiteindelijk altijd om handelen. Het gebeurt met en tussen mensen. We kijken vooral naar de mensen in nood. Of zouden we het in deze tijden anders moeten formuleren; het zijn de mensen in nood die zelf de aandacht trekken, vaak onontkoombaar., vrijwel dagelijks. Ook dat is in toenemende mate reden dat wij als kerk misschien uit onze “comfortzone” moeten komen, niet in onze herberg blijven wachten tot mensen naar ons komen, maar mensen daadwerkelijk en concreet op zoeken.

Als we dat doen, dan komt vanzelf de vraag bovendrijven wat kunnen wij doen zonder dat er een gigantische kloof ontstaat tussen helper en geholpene. Zonder dat er een paternalistische houding ontstaat “waarin wij het wel zouden weten en wel even zouden vertellen wat er moet gebeuren”.

Mee uithouden.
In de definitie van het diaconaat wordt o.a. gesproken over voorkomen van sociaal-maatschappelijke problemen. Maar als mensen in die sociaal-maatschappelijke problemen terecht zijn gekomen, dan is de eerste opdracht om te proberen die problemen op te heffen of te verminderen. Mocht dat niet gaan, dan is de diaconale opdracht om het “mee uit te houden”.

Onder dit mee uithouden gaat het dus om mensen die de problemen treffen en waarvan je kunt zeggen dat er menselijkerwijs gesproken helaas geen verbetering meer zal optreden. Dat zijn, helaas, voor een groot deel de bezoekers van de Open Hof. Het gaat om een opeenstapeling van problemen: verslaving, financieel, sociaal, maatschappelijk. Dit betekent dat we moeten leren accepteren dat sommige situaties in de nabije, maar ook verdere toekomst, niet meer zullen veranderen. Dat gegeven mag ons niet fatalistisch maken, we geven mensen nooit op, maar het zorgt ervoor dat dat het “mee uithouden” kan beginnen. Het “mee-uithouden” stelt als voorwaarde een veilige omgeving. Een omgeving waarin mensen zichzelf mogen, met al hun eigenaardigheden, maar ook een omgeving waar mensen “even niets hoeven”.

Dat “mee-uithouden” is een spannend proces. Dat is een proces dat vraagt om geduld. Dat vraagt van je als diaken dat je geregeld op je handen moet gaan zitten, maar het vraagt ook een incasseringsvermogen. Want de vastgelegde rollen van helper en geholpene kunnen gaan wisselen. Diaconaat krijgt inhoud en betekenis in de levende ontmoeting tussen mensen. En in die levende ontmoeting, waarin mensen gelijkwaardig zijn, komt niet alleen de vraag aan de orde wat ik, diaken, voor die ander kan betekenen, maar ook wat die voor mij kan betekenen, wat ik van die ander kan leren. Overigens moeten we gelijkwaardigheid, niet verwarren met gelijkheid. Diaconaat is per definitie werk van ongelijkheid. Het gaat altijd om mensen die deelnemen aan de samenleving en mensen die zich bevinden aan de rafelrand van die samenleving. Deze verschillen mogen we nooit wegpoetsen en die het “mee-uithouden”mogelijk, maar ook moeilijk maakt

Trouw, geduld en nabijheid dat zijn de eigenschappen die gevraagd worden om het “mee uit te houden” , ook al zien we er soms als een berg tegenop als vrijwilliger of als beroepskracht.