Tomas de twijfelaar

Het is vandaag beloken Pasen. Het begin van het evangelie van vandaag doet ons sterk denken aan onze huidige situatie. De vrienden van Jezus durven de deur niet uit. Ze zijn bang voor de buitenwereld. En ze hebben geen idee hoe het nu verder moet, nu hun meester er niet meer is. Ze zijn bang voor de toekomst. Bang voor de buitenwereld sluiten ze zichzelf op.

Zoals in onze tijd ook veel mensen geen idee hebben hoe het nu verder moet.

In deze tijd zie je op allerlei, vooral christelijke websites, vrome praatjes verkondigd worden die gaan over de relatie tussen geloven of juist niet geloven en de pandemie waar wij nu middenin zitten. Deze website weten ons over het algemeen haarfijn te vertellen hoe het verder moet met de mens en de samenleving. Deze websites gaan niet zelden over het feit dat God met deze pandemie de mensheid zou willen straffen, omdat wij afgedwaald zouden zijn van het “ware” geloof. Zo moet het volgens hun dus verder. We moeten ons bekeren tot hun “ware” geloof en dan komt alles weer goed.

De vraag is wat dat ware geloof dan wel zou zijn. In dat beeld van het “ware” geloof past Tomas vanmorgen in ieder geval niet. Hij wordt niet voor niets aangeduid als de “ongelovige Thomas”.  

Hij was er niet bij met de eerste ontmoeting van Jezus met zijn vrienden. Zonder opgave van reden liet hij verstek gaan. Dat hij niet onmiddellijk aanneemt wat andere vertellen, geeft ons blijkbaar een argument om hem als ongelovig te bestempelen.  Maar uit niets blijkt dat hij daadwerkelijk ongelovig is, wat andere ook van hem zeggen.

Geloven in tijden van onzekerheid en machteloosheid is niet alles wat erover God gezegd wordt maar zoete koek aannemen. Eerder zou je Thomas misschien een twijfelaar kunnen noemen, wat zijn naam verraad. En daarin is niets menselijks hem vreemd. Daarin staat hij dichter bij ons dan wij denken. Wie van ons neemt altijd klakkeloos aan wat andere zeggen? Wie van ons twijfelt er niet met de regelmaat aan zijn geloof. niet voor niets komt juist nu bij mensen vaak de vraag naar boven; waar is God? Wie twijfelt er vandaag de dag niet aan de opstanding, als ziekte en dood het beeld van de dag bepaald. Wie van ons zou het prettig vinden als je daarom een ongelovige genoemd zou worden, die vandaag door middel van deze pandemie door God op zijn nummer wordt gezet.  Een twijfelaar hoeft zeker niet ongelovig te zijn.

Wij weten allemaal dat het leven niet eenzijdig is. Het draagt altijd de tweezijdigheid van Thomas in zich. Van twijfel, van geloof en ongeloof. Van dood en opstanding. De vraag is alleen hoe wij met die tweezijdigheid omgaan. Hoe gaan wij om met deze tijd, een tijd van angst, maar tegelijkertijd wordt ons gevraagd om ook hoop te blijven houden. Laten we ons er door verlammen door de angst of is het juist iets wat ons scherp maakt. Ons bewust maakt van onze kwetsbaarheid. Wat ons ook bevrijdt van een leven op de automatische piloot? Ons bevrijdt van verstikkende vanzelfsprekendheden?

Thomas wordt aangesproken. Er klinken geen verwijten. Hij wordt niet aangesproken op dat wat hij niet heeft gedaan. Hij wordt niet afgewezen, niet terecht gewezen omdat hij er niet was. Eerder wordt hij tegemoet getreden met de liefde voor iedereen die vol twijfel en angst en onzekerheid door het leven gaat.

Breng uw hand hier en zie mijn hand. De hand die gerechtigheid heeft gedaan. De hand die heeft gezegend. De hand die doden heeft opgewekt. Breng uw hand en leg die in mijn zij. De plaats waar de verwoesting is geëindigd, waar de overgave werd bevestigd en het verzet tegen de dood is begonnen. Wordt gelovig klinkt het. Thomas wordt gewezen op de plekken die alles te maken hebben met leven en dood. Met het kruis en de opstanding. Het zou eerder, juist in deze tijd, ongelovig zijn om daar aan voorbij te gaan. Om voorbij te gaan aan de mensen die lijden, die vechten voor ander mans leven. Die vechten voor hun eigen leven. Het zou ongelovig om voorbij te gaan aan de mensen die hun tijden in eenzaamheid en afzondering moeten doorbrengen. Het zou ongelovig zijn om voorbij te gaan aan de armste der armste, de vluchteling en daklozen, voor wie geen bescherming voorhanden is. Het zou ongelovig zijn om voorbij te gaan aan de gezegende en aan de gekruisigde. Aan de levende en de dode. Geloven is, na Pasen, in verzet blijven tegen alles en iedereen die zich bevindt in de macht van de dood. Geloven is, na Pasen, iedereen vol angst en twijfel en onzekerheid met liefde tegemoet treden.

Wordt gelovig! Daar past maar een geloofsbelijdenis op;  “mijn Heer, mijn god”. Niet meer en niet minder. Een geloofsbelijdenis als antwoord op onze vragen en twijfels van het leven. Niet “onze Heer en onze god” klinkt het. Dan zouden andere moeten voldoen aan ons beeld van geloven. “Mijn Heer, mijn god” dat laat alle ruimte voor mensen vol angst en twijfel en onzekerheid over de toekomst. Dat laat alle ruimte om niet te oordelen, geen claim te leggen om wat wij denken dat god zou willen.  Dat laat alle ruimte om te kunnen zeggen; “ik weet het soms ook even niet”. Maar kan ik iets voor je doen?