Beetje bidden, dominee

Laat in de middag werd ik gebeld of ik de uitvaart wilde doen van haar vriend. Aan het accent hoorde ik meteen dat ik te maken had met iemand die afkomstig was uit het Caraïbisch gebied. Op mijn vraag wanneer de uitvaart zou plaatsvinden werd met een vanzelfsprekende toon geantwoord; morgenvroeg om 9.00 uur! Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, om op zo’n korte termijn een dominee te vragen. Ik vroeg wie haar vriend was. Ze noemde een naam die mij niets zei. Ze vertelde dat haar vriend dakloos was, geen familie en vrienden had. Ze had zich het afgelopen jaar over hem ontfermd. Ik probeerde te achterhalen wat ze nu precies van mij verwachtte. Het kwam niet verder dan: “een beetje bidden, dominee, een beetje bidden”.

Ik besloot om op haar verzoek in te gaan om “een beetje te bidden”, bij deze dakloze eenzame overledene. Ook besloot ik om een aantal mensen te vragen om bij de uitvaart van deze eenzame dakloze aanwezig te zijn. Zodat de laatste eer aan deze onbekende jongeman toch nog enig cachet kreeg. De avond besteedde ik aan de voorbereidingen voor een “beetje bidden, dominee”.

Redelijk vroeg in de ochtend fietste ik, met een van de vrouwen die ik gevraagd had aanwezig te zijn, richting de begraafplaats. Onderweg passeerde we een jongeman, onvermijdelijk ook afkomstig uit het Caraïbisch gebied, met een bosje bloemen onder de snelbinders. Ze zei nog; “zou hij ook naar de uitvaart gaan?”. Nee, want er waren geen vrienden en er was geen familie.

Ik was letterlijk met stomheid geslagen toen ik in de aula van de begraafplaats aankwam en zag dat deze uitpuilde met mensen. Even dacht ik op de verkeerde uitvaart te zijn beland. Maar al snel werd ik aangesproken door de mevrouw die mij de middag daarvoor had gebeld. Ze was blij dat ik er was en ze vroeg aan me of ik ook aan het graf nog een “beetje wilde bidden”. Ik zegde haar dat toe en ik zag de vreugde in haar ogen. Die stond toch enigszins in schril contrast met de fronsende blikken die mij troffen, van de mensen die ik gebeld had om bij de uitvaart aanwezig te zijn van deze eenzame dakloze jongeman en voor wie zij zo vroeg uit hun bed waren gekomen.