Dienen als antwoord

Diaconaat, geen schaamlap maar roeping. Dienen als antwoord!

“Heer, wanneer hebben wij U…………” (Mattheus 25: 34 – 41).

Het is deze vraag die bij Jezus terugkomt wanneer hij aangeeft dat hij honger heeft geleden en zij gaven hem te drinken, dat hij vreemdeling was en zij hem hebben gehuisvest, dat hij naakt was en zij hem kleedde, dat hij in de gevangenis zat en zij hem bezochten.

Het zijn deze vraag en het antwoord daarop die de kerk bepalen bij zijn diaconale roeping; “ik zeg U, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders(zusters) hebt gedaan, hebt gij het mij gedaan”,.

Met deze tekst legt Jezus de grondvoorwaarden uit voor het moderne diaconaat. In het diaconaat gaat het om de nabijheid, maar ook om de onvoorwaardelijkheid daarvan. Er worden geen voorwaarde vooraf geformuleerd aan de hongerige, de vreemdeling, de naakte, de gevangene, voordat deze hulp krijgen. Er wordt geen christelijke geloofsbelijdenis gevraagd voordat er geholpen gaat worden. Er wordt geen financiële vergoeding gevraagd tegenover de hulpverlening. Diaconaat is een roeping, net zo wezenlijk als het pastoraat. Het is een dialogische beweging. Een vraag vanuit de wereld en een dienend antwoord vanuit de kerk. Vanuit de kerk aan de samenleving in zijn geheel. Het zijn de armen en rechtelozen die de agenda van Jezus bepalen.

Jezus past de Bijbelse bron van het diaconaat volledig toe op zichzelf. Als “diakonos van mensen” zet hij zichzelf neer als diaken! Het begrip diaconaat is afgeleid van de Griekse woorden diakonia (dienst), diakonein (dienen), diakonos (dienaar). Een diakonos was ten tijde van Jezus een huisbediende of tafeldienaar, een functie die niet hoog in aanzien stond. Dat blijkt wel als Jezus zegt; “wie van u de eerste zal willen worden, die moet slaaf van allen zijn”.

Het evangelie, als bron voor ons geloof, is goed nieuws voor alle mensen die hierboven genoemd worden. In onze samenleving wordt deze groep immers steeds groter. De kloof tussen arm en rijk groeit. Dat betekent dat er steeds meer vreemdelingen gehuisvest moeten worden. Steeds meer naakte gekleed moeten worden. Steeds meer gevangene bezocht moeten worden. Steeds meer hongerige gevoed moeten worden. Dat er steeds meer mensen zijn die dorst hebben. De nood wordt groter. Dat betekent ook dat er steeds vaker beroep gedaan wordt op het diaconaat. Diaconaat is het logische gevolg van Jezus’ boodschap van heil voor alle mensen. Het pastoraat richt zich op de ziel van de mens, het diaconaat op de materiële werkelijkheid. Tot nu toe is er, Bijbels gezien, nog steeds geen sprake van diaconaal geld. Diaconaat werd verleend vanuit de eigen armoede. Maar daarnaast wordt ook de rijke steeds opnieuw opgeroepen om te delen vanuit zijn rijkdom. Verkoop al uw bezittingen en deel uit!

Op geld zit altijd een spanning. In het verleden zagen we dat veel diaconieën hun geld oppotten voor later, waardoor er soms enorme financiële buffers ontstonden. Deze diakenen zullen ongetwijfeld goede boekhouders zijn geweest. Maar uit Mattheus 25 mogen we afleiden dat diakenen geen boekhouders zijn die het als hun eerste verantwoordelijkheid moeten beschouwen om de diaconale financiën op orde te houden. Van diakenen die zich als zodanig gedragen kun je stellen dat ze het diaconaat niet begrepen hebben. Als er geld tekort is in het diaconaat is het de verantwoordelijkheid van de diaken om de gemeente te bepalen bij haar roeping en er dus voor te zorgen dat de armen geholpen kunnen worden. In het diaconaat gaat het om het nú. Er is nú nood en er moet nú geholpen worden. Voor “eigen” goede doelen van diakenen is geen plaats. Diaconaal geld is niet gegeven om de kerk in stand te houden, dan komt onvermijdelijk de onvoorwaardelijkheid van het diaconaat in het geding. Dan is het de kerk die de agenda van de armen gaat bepalen. In Mattheus 25 zien we dat het de armen zijn die de agenda van Jezus bepalen, zoals het vandaag de armen en rechtelozen die de agenda van de diaken bepalen. Diakenen die met de mond belijden dat het belangrijk is dat er geholpen wordt dat aan de arme en de naakte en de vreemdeling gerechtigheid moet geschieden, maar vervolgens “de hand op de knip houden” of het geld gebruiken voor oneigenlijke doelen binnen de kerk, gebruiken het diaconaat als schaamlap. Ze bedekken hun niets doen t.a.v. de nood van de mens enkel met mooie woorden. Zij zeggen feitelijk; sorry, het huishoudboekje moet kloppen, kom later nog eens terug!”

Niet de (al dan niet verborgen) agenda van de diaken is leidend, maar de vraag van de wereld en de roeping van de gemeente als antwoord daarop om er te zijn voor de minste der mensen. “Wat u aan mij hebt gedaan, hebt u gedaan aan de minste der mensen”.