Twijfelend geloven

350loesje-twijfelDe Amerikaanse journalist Chris Hedges schreef in 2008 het boek: “ik geloof niet in atheïsten”. In dit boek ontmantelt hij de denkbeelden die zich keren tegen religie en geloof. Maar het is tegelijkertijd een boek dat de aanval inzet op de religieuze fundamentalisten. In zijn visie komt het gevaar niet van de religieuze of de atheïsten, maar van de mensen die menen  dat onder het mom van religie, wetenschap en rede, mensen zich kunnen bevrijden van het menselijk tekort en de mensheid kunnen redden van de ondergang. In zijn boek laat hij zien dat dit uitgangspunt kan leiden tot religieus en antireligieus fundamentalisme.  Beide wanen zich superieur over de ander, maar ook superieur over degene die menen dat er met nuance en twijfel gedacht en gesproken moet worden over religie en atheïsme.

In 2008 was er nog geen sprake van de oorlog in Syrië en was IS nog een klein onbeduidend groepje religieuze fundamentalisten waar hier in het westen nog nooit iemand van had gehoord. Sindsdien zijn de tijden drastisch veranderd. In ons huidige tijdsbestek anno 2016 is er een merkwaardige paradox aan de gang. Enerzijds wanen de religieuze fundamentalisten, zowel binnen het christendom als de islam, zich superieur aan de “ongelovige”. Met donder en geweld moeten deze “ongelovige” worden bestreden. Dat leidt tot vernietigende aanslagen moord en doodslag met een beroep op Allah Akbar en op de Bijbel. De paradox is dat deze aanslagen juist een antireligieuze visie in onze westerse samenleving voed. Een antireligieuze visie die internationaal wordt uitgedragen  door personen als Dawkins, Hitchens en in Nederland door Pauw en Witteman. Een visie die elke religie als irrationeel en gevaarlijk wegzet. Verantwoordelijk voor genocide, onrecht en vervolging. Achterlijkheid en intellectuele en seksuele onderdrukking. Waarbij men dan gretig en zonder enige vorm van nuance, gebruik maakt van de beelden die het religieus fundamentalisme laat zien. Het is het antireligieuze fundamentalisme die mensen voorspiegeld dat alleen een samenleving zonder religie kan leiden tot het “paradijs op aarde”. Dat laatste getuigt in ieder geval van weinig historisch besef. Want samenlevingen waar geëxperimenteerd is en wordt met een uitbanning van religie, denk aan het voormalig Oostblok, China en vandaag de dag Noord Korea, hebben bepaald niet geleid tot het paradijs op aarde. Evenzo hebben samenlevingen waar de religie dominant is, Saoedi Arabië, ook nooit geleid tot God’s koninkrijk.

De paradox van de religieuze fundamentalisten en antireligieuze fundamentalisten is dat ze diametraal tegenover elkaar staan in een eigen dogmatisch geloof, waar geen ruimte is voor twijfel en nuance. Ja, want ook de antireligieuze geloven. Namelijk dat God niet bestaat. De religieuze fundamentalisten geloven dat God wel bestaat.  Vanuit een eigen dogmatische positie sluiten ze elkaar uit. Verketteren ze elkaar en bestrijden ze elkaar met onbewijsbare argumenten en ongenuanceerde beeldvorming. Maar beide gaan feitelijk uit van een onbewijsbare stelling, waarin een onveranderlijkheid ligt besloten. Het debat is verengd tot de vraag of God wel of niet bestaat. En afhankelijk van het antwoord dat men wenst te geven, van de vraag welke rol religie in de samenleving mag en moet spelen.

Dat is tegelijkertijd het grote probleem in dit debat. Het debat sluit iedere vorm van twijfel en nuance uit. Het debat gaat niet uit van de zeggingskracht van de verhalen, maar eerder van het eigen gelijk. In deze paradox zit de grote religieuze meerderheid, de mensen voor wie het geloof uitgaat van de verhalen over gerechtigheid en barmhartigheid, tolerantie en compassie, gevangen. In de stereotiepe ongenuanceerde beeldvorming worden zij vermalen, worden vastgeketend in beelden die niet hun beelden zijn. Wanneer de paus zegt dat zowel het Christendom als de Islam in hun wezen vredelievend zijn, wordt daar door de antireligieuze honend op gereageerd en wordt hij als naïef weggezet. Daarmee wordt ook de daadwerkelijke waarde van religie voor de samenleving ontkend.

Willen we dieNL9005_12 daadwerkelijke waarde van religie voor onze samenleving, vredelievendheid, gerechtigheid, barmhartigheid, compassie en tolerantie op een juiste manier voor het voetlicht brengen, zonder dat we religieuze uitwassen onder het tapijt willen vegen, dan zullen we terug moeten naar de nuance en de twijfel moeten durven toelaten. Iedereen mag zeggen dat 90% kans is dat God wel of niet bestaat. Maar het gaat uiteindelijk om die laatste 10%. Daar zit de nuance en de twijfel in. Daar zou het over moeten gaan. Het is niet moeilijk om mensen iets te laten geloven. Mensen laten twijfelen is vele malen ingewikkelder. Maar wel noodzakelijk!