Amos 8: 4 – 7

  • Het is zondagmorgen. En voor de mensen waartegen Amos spreekt heeft de zondag alweer lang genoeg geduurd. Want in hun visie is het nutteloze tijd. Is de zondag een nutteloze dag, is in de kerk zitten een nutteloze bezigheid. Er moet geld verdiend worden. Het liefst zeven dagen per week. En al de uren dat dat niet kan is dus nutteloos. Maar daarmee is niet alles gezegd. Dat er geld verdiend moet worden, daar kunnen we in komen. Want daar draait de economie op. We zijn er langzaam aan ook aan gewend geraakt dat dat op zondag gebeurd. Dus in die zin kun je zeggen dat Amos een achterhoede gevecht levert. De koopzondagen zijn een feit. En hebben de kooplieden waartegen Amos spreekt hun zin gekregen.  Maar daarmee hebben we dan ook alles gezegd wat ter rechtvaardiging zou kunnen gelden voor deze kooplieden.
  • Want vervolgens gaat alles mis wat er ook maar mis kan gaan. Het is een openlijk fraudespel dat door de kooplieden wordt gespeeld. Niets verbloemend belazeren ze de kluit. En we hebben niet de indruk dat ze er zich voor schamen. Alhoewel dat laatste niet helder is, want de kooplieden zelf komen niet aan het woord. Ze krijgen van Amos geen kans op een weerwoord. Er is geen verdediging. Maar we denken dat slag volk wel te kennen. En Amos kent ze ook en dus trekt hij weer eens ouderwets van leer, met een heuse donderpreek.
  • Het gaat in de kerk over de gerechtigheidsvraag. Het recht doen in onze samenleving. Een ieder tot zijn recht laten komen. Dat staat centraal in ons geloven. Recht doen aan armen en ontrechten.  Maar dat heeft niet alleen betrekking op die ander, maar dat heeft zeker ook betrekking op ons. Wie zijn wij in het Amos verhaal?   Zijn wij aanklagers en profeten, de advocaten van de arme?  Zijn wij advocaten van de verdachte, de kooplieden? Of zijn wij de kooplieden zelf.  We hoeven elkaar niets wijs te maken in deze. Maar de kerk heeft hierin, in de loop der eeuwen, geen zuivere reputatie opgebouwd.  Maar zegt dat dan ook iets over ons?  Ja, want wij zijn onderdeel en beeld van die kerk. Het beeld van de kerk in deze slaat dus ook op ons terug. In ieder geval voor de buitenwereld.
  • Daar komt nog bij dat wij, in Nederland, ook nog een reputatie hebben opgebouwd van dominee en koopman zijn.  Blijkbaar waren wij goed in staat om God en mammon te dienen. De vraag is niet of dat terecht is en de vraag is ook niet of dat dan allemaal persoonlijk op ons terugslaat. Maar we moeten constateren dat het beeld zo is.  En we moeten ook constateren dat de kerk het niet heeft nagelaten om  op sommige momenten exorbitante rijkdom te vergaren en daarmee ook niet altijd zuivere handel heeft bedreven.
  • Maar nog steeds zijn we niet echt aanbeland bij onszelf. Bij de vraag bijvoorbeeld; wat doet geld met ons? Wat doet rijkdom met ons?  Zijn wij niet diep in ons binnenste weggestopt mensen die vinden dat je best God en mammon kunt dienen. En dat er eigenlijk niet zoveel op tegen is om op zondag  handel te drijven, want ja de 24 uurs economie is al decennia lang een feit. En dat kunnen we ook nog wel beargumenteren. Maar zijn we niet diep in ons binnenste ook die mensen die vinden dat we best wat meer zouden kunnen verdienen. En mogelijk vinden we ook dat we daar wel recht op hebben. Geld genereert geld heb ik altijd geleerd van mijn economie docent, dan is het natuurlijk de vraag wat wij met ons geld doen. Geld creëert ook behoefte aan geld. Anders gezegd als je eenmaal geld hebt, wil je blijkbaar steeds meer geld hebben. Word je behoefte aan geld blijkbaar steeds groter.  Geld werkt verslavend, net zoiets als drugs en drank en gokken. En als je eenmaal verslaafd bent dan is het erg moeilijk om daar weer vanaf te komen. Om weer clean de wereld in te kijken.  En een verslaving leidt vroeg of laat tot ongewenst gedrag, tot illegale praktijken. En een verslaving leidt ook tot de behoefte aan steeds meer voor mezelf en steeds minder voor de ander.  Ik zeg niet dat wij allemaal verslaafd zijn aan geld, maar laten we vanmorgen maar eens kritisch de vraag op onszelf inwerken, hoe wij met ons geld omgaan. Hoe wij ons geld laten dienen ten behoeve van de gerechtigheid. Hoe wij ons geld inzetten ten behoeve van de ander en hoeveel we nog zouden kunnen missen zonder dat we echt hoeven in te leveren van onze welvaart.
  • Je kunt niet God en mammon dienen. Maar we kunnen wel de mammon inzetten ten dienste van God. En dat is feitelijk wat  Lucas ons vertelt.  Net als bij Amos krijgt de rentmeester nog de tijd om orde op zaken te stellen. En daarin laat de rentmeester de mammon voor zich werken. Hij is er geen slaaf van. Hij stelt orde op zaken, de mammon is niet zijn afgod, maar hij is de baas over het geld. Dat kan hij doen omdat God hem de kans geeft om het e.e.a recht te zetten. Daar ligt de kracht van het geloof. We krijgen een nieuwe kans keer op keer. We krijgen de kans om op nieuw te beginnen, om recht te zetten, om recht te doen. We krijgen de kans om gerechtigheid te laten zegevieren.
  • En dan keren we weer terug naar de kooplieden van Amos.  Kooplieden die de regels toepassen naar hun eigen bestwil, naar hun eigenbelang, naar hun eigen welvaart.  En die er ook niet voor terugdeinzen om daar de armen het slachtoffer van te laten worden. Kooplieden die er niet voor terugdeinzen om het niet zo nauw te nemen met de regels. Fraude zouden we dat vandaag de dag noemen. En natuurlijk zijn we het volledig met Amos eens dat hij daartegen optreedt. Maar dat is tegelijkertijd het merkwaardige. Er wordt door Amos voor gewaarschuwd dat God het allemaal in het oog heeft en dat hij hun daden niet zal vergeten.  Deze keer treedt God niet gelijk op, zoals dat op andere momenten wel vaker in het oude testament gebeurt. God waarschuwt. Hij geeft de kooplieden daarmee nog een kans tot inkeer, tot ommekeer. Er is nog een weg terug.  God straft niet, maar God biedt uitstel aan. Geeft de mogelijkheid  om zelfstandig een uitweg te vinden uit deze situatie.  
  • Om hun geld niet te stelen van de armen, maar het juist te gebruiken voor de armen. Dat klinkt in de politiek niet altijd populair. Dat gaat in de economie niet altijd op. Economie van de rijken  maakt  de armen vaak tot slachtoffer. Is dus een economie die de rijken rijker maakt. Politiek en economie zijn bepaald niet altijd populaire onderwerpen in de kerk. Zeker niet als we het geloof alleen maar willen gebruiken om onszelf te rechtvaardigen. Om te bidden voor ons eigen zieleheil. Dan roepen politiek en economie nog weleens weerstand op.  Terwijl het,  in de lijn van Amos,  belangrijker is om de economie pagina van de krant te lezen, dan de kerkpagina in Trouw.  Want op de economiepagina lezen we hoe de verhouding tussen arm en rijk is. Daar lezen we wie geld heeft en geld genereert. Dus lezen we ook wie dat niet heeft en wie slachtoffer is van oneerlijke handel.
  • Amos houdt het oog gericht op de kleine mens, daar moet gerechtigheid aan geschieden. Daar moet de kerk het oog op gericht houden. Van daaruit moet de vraag aan de orde komen, wat doen wij met ons geld?  Hoe gaan wij in de kerk om met het kapitaal dat ons ter beschikking is gesteld. Dienen wij God en de mammon? Of laten wij de mammon werken voor God en voor degene die niets hebben.  God houdt het in het oog. Hij geeft ons ruimte om het recht te zetten. Hij doet een beroep op ons geloof,  op onze solidariteit met de armen en rechtvaardigen.  De verbondsgod uit het eerste testament laat niet varen het werk dat hij is begonnen. Maar laat, in ons, ontbranden het liefdeswoord.