Johannes 2: 13 – 22

Johannes houdt met dit verhaal ons vanmorgen een spiegel voor.  “Het woord is mens geworden”, daarmee begint het Johannesevangelie. En Johannes blijft dat, door middel van zijn verhalen, maar herhalen. Daarmee bedoelde hij niets anders te zeggen dan de verhalen die hij vertelde, de verhalen over god, altijd verhalen zijn over mensen.  Daar waar mensen zijn, daar worden verhalen verteld over god. Die verhalen zijn het antwoord op de vraag waar god woont, waar je god kunt ontmoeten.

Vanmorgen vertelt hij een verhaal waarin sprake is van een ongekende emotie bij Jezus. Boosheid en woede! Dat hebben we niet eerder bij Hem gezien. “Maak van het huis van mijn Vader geen markthal” en om zijn woorden kracht te bij te zetten werpt hij de tafels van de geldwisselaars omver en drijft de handelaren met een zweep naar buiten.

Vroeger was het niet ongebruikelijk dat mensen naar de tempel kwamen met een dier uit eigen kudde om deze te offeren. Daarmee offerden zij als het ware zichzelf. Maar in de loop der tijd is dit gebruik verandert, de mensen offeren nu niet meer een dier uit hun eigen kudde, maar zij moeten een dier kopen omdat te offeren. Wat heilig was is handel geworden. En het wordt nog onheiliger als de priesters er ook nog woekerwinsten over gaan maken door mensen te verplichten om tempelpenningen te kopen. Anders gezegd, je moest geld betalen om de kerk in te mogen. Een soort entreegeld.

Jezus is razend wanneer hij ziet hoe hier de godsdienst ontaardt in schaamteloze uitbuiting en het maken van winsten over de ruggen van de armen. De duivenverkopers moeten het extra ontgelden, want duiven waren de offerdieren voor de armen. Tegelijkertijd was dit een praktijk geworden die iedereen als “normaal” was gaan beschouwen. Zo doen wij dat! We moeten dan ook niet raar opkijken als er verzet komt tegen de actie van Jezus.  De Joden vragen hem: “met welk recht kunt u bewijzen dat u dit mag doen?  De Joden? De geloofsgenoten van Jezus? De Joodse leiders en tempelarbeiders die allemaal een belang hebben bij de bestaande praktijk, omdat ze er waarschijnlijk aan verdienen.  Nu moeten we niet denken dat Jezus bij iedereen even populair was. Integendeel zelfs. Ook in eigen kring ondervond hij veel weerstand. Joden is hier een ander woord voor tegenstanders. En die tegenstanders die ergeren zich bont en blauw aan het feit dat Jezus allerlei heilige huisjes omver trapt. En als hij dan de tempel schoonveegt, in hun ogen een eigenmachtig optreden, dan vragen ze hem naar zijn volmacht. Wie geeft jou het recht om dit te doen? En dan geeft Jezus een mysterieus antwoord; “breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem herbouwen”. Pardon over het bouwen van deze tempel hebben we 46 jaar gedaan! Maar dat is niet wat bedoeld. Het antwoord dat Jezus geeft verwijst rechtstreeks naar het komende Paasfeest. Drie dagen, het verschil tussen Goede Vrijdag en Pasen. Het verschil tussen dood en leven.

De vraag is wat dit verhaal ons vandaag nog kan leren. Dat is ook best wel een lastige vraag. Want waar moeten we het dan over hebben? Over de vraag hoe mensen tegenwoordig met hun geloof omgaan, hoe geloof soms ook handel is geworden. Of moeten we het hebben hoe wij tegenwoordig omgaan met economie, hoe wij proberen alles in een economische waarde te bepalen. Hoeveel is een mensenleven waard? Of moeten we het hebben over geloof en geweld, met welk een fanatisme sommige religies, sommige mensen, hun geloof aan de man proberen te brengen.

Maar misschien moeten het wat dichter bij onszelf zoeken en moeten we ons de vraag stellen, met dit verhaal in ons achterhoofd, wat is voor ons leven en ons geloof echt belangrijk. Geld verdienen of mensen helpen? Wat is voor ons echt belangrijk in ons geloof?  Wat zouden we kunnen missen? Wat is overbodig en wat staat het geloof misschien wel in de weg?

En dan moeten we toch weer even denken aan het begin van Johannes; “het woord is mens geworden”. Het is het antwoord op de vraag waar god woont, waar je god kunt ontmoeten. Eens was de tempel de plaats waar god en mens elkaar tegen kwamen. Maar in de tempel die Jezus schoonveegt heeft verloedering toegeslagen. Liefde en gerechtigheid zijn er ver te zoeken. In die tempel woont tegenwoordig de god van het geld. Het verhaal van vandaag maakt ons in ieder geval duidelijk dat we god niet vinden in een tempel waar handel wordt gedreven over de ruggen van de zwakkeren. Sterker nog we vinden god niet op plekken waar het kapitalisme zegeviert. Op de Amsterdamse beurs bijvoorbeeld of in de vergaderzalen van de multinationals.

Voor het antwoord dat we zoeken op de vraag waar we god ontmoeten, waar god woont, moeten we terug naar waar we mee begonnen. Het woord is mens geworden. Het gaat om mensen. Mensen mogen nooit handelswaar zijn. Daar staat en valt het geloof mee. Want als het om mensen gaat, dat gaat het over god. En in de figuur van Jezus, voor Johannes een belangrijk lichtend voorbeeld, zien we ook om wat voor mensen het zou moeten gaan. Zwak en kwetsbaar, maar ook strijdend voor recht en vrede. Mensen die dagelijks moeten vechten om dood en leven. Mensen die kruis van Pasen dagelijks met zich moeten meedragen. Voor deze mensen wil Johannes dat de wereld wordt omgekeerd, dat zij die wenen, zullen lachen.