Godservaring

In een interview in de Volkskrant van vrijdag 5 oktober zegt Tamarah Benima, zij is rabbijn van o.a. de synagoge in Zuidlaren, het volgende op de vraag van de journalist of je drugs moet gebruiken om een godservaring te hebben: “Mensen die nog nooit een mystieke ervaring hebben gehad, moeten het eens in een gecontroleerde, veilige omgeving proberen. Toen ik 25 was heb ik lsd genomen……………………………..Het heeft mijn leven veranderd. Zonder lsd zou ik geen rabbijn zijn. Met een verruimd bewustzijn zie je de samenhang in het universum. Het is voor iedereen van cruciaal belang om dat mee te maken!”.

Deze opvatting van een godservaring deed mijn wenkbrauwen fronsen. Maar op dat moment vroeg ik me ook af, wat is dat een godservaring? Wat ervaar ik dan? En wat voor soort god ervaar ik dan?

Wat voor mij wel bleef staan was de gedachte dat de godservaring zoeken en blijkbaar vinden door middel van een chemisch proces mij op z’n minst tegenstrijdig lijkt. Maar mogelijk komt dat ook omdat ik teveel mensen in mijn dagelijks leven tegenkom die door het veelvuldig gebruik van bewustzijnsverruimende middelen juist steeds meer de afwezigheid van god ervaren.

Terug naar de vraag van de godservaring. De ervaring met god is een constante in de bijbel. Steeds weer duikt deze op in het leven van mensen. We komen het o.a. tegen bij Mozes, bij Elia en bij Paulus. De constante bij deze drie mannen is en dat leert de theologie mij ook, is dat zij god ervaren in hun wereld, in hun leven. En dat het hun leven veranderde. Maar ze staan alle drie, weliswaar wankel, twijfelend en kwetsbaar, wel met beide benen op de grond als hen dit overkomt.

De theologie leert mij dat wij god alleen kunnen ervaren aan deze kant van de grens. De frans-joodse filosoof Emanuel Levinas benoemde de godservaring als volgt; “in het gelaat van de mens in nood ontmoet ik god”. De Bijbelse godservaring staat altijd in relatie tot de Ander. Het is niet zomaar dat het volk Israël keer op keer wordt opgeroepen om te zorgen voor de wees, de weduwe en de vreemdeling. Inderdaad, dat kan je leven veranderen. In de absolute transcendentie komen wij er niet bij. De dichter Jan Wit schrijft in lied 316 van het nieuwe liedboek: “het is ook in de hemel niet, hoe vaak gij ook naar boven ziet”. Daarmee duidt hij aan, dat we het hier moeten zoeken. Tegelijkertijd, als ik het hier zoek, moet ik mij er van bewust zijn dat datgene wat ik zou omschrijven als een godservaring, dat in die ervaring ook altijd meegaat een projectie van mijn eigen verlangens, verwachtingen en godsbeelden.  Ik ken god alleen als een interpretatie van ervaringen die ik ‘god” noem. Mijn ervaringen van god hebben gezicht. Ze krijgen pas een gezicht dat zij mijn interpretaties. Dat maakt dat ik ook steeds een andere god tegenkom. Soms ontmoet ik een jaloerse god tegen, dan weer een wraakzuchtige god, een genezende god of een verliefde god.

Spreken over god begint bij de ervaring van god[1]. Ervaringen die zich niet makkelijk laten zien en verklaren en onder woorden brengen. Dat is tegelijkertijd een risico. Want dat klinkt zo vaag dat het koren op de molen is van alle mensen die geloven onzin vinden. Die god zien als een freudiaanse projectie van het weglopen voor je eigen verantwoordelijkheid. Voor een deel kan ik wel meegaan in die gedachte, omdat ik teveel mensen tegenkom die zich achter god verschuilen.  Maar veel mystieke uitlatingen, zoals die Tamarah Benima, kan ik niet volgen. Maar evenmin begrijp ik soms heldere, maar ook zeer stellige, uitspraken over de godservaring.

Over de godservaring kan ik uiteindelijk niet meer zeggen dan dat het een persoonlijk zoeken is. Wankel, betwijfelbaar, kwetsbaar, maar daarom nog geen onzin. Net zoals de liefde niet altijd concreet bewijsbaar is, maar ze is er wel!

[1] Stephan de Jong, Bent u dat God? Overpeinzingen over god ervaren.