De keizer zonder kleren

Toen ik jong was werd mij op Zondagschool en catechisatie geleerd dat god bovenaan de piramide stond. Daaronder kwamen de engelen, Jezus en daar weer onder kwam ons koningshuis (god, Nederland en oranje) en daar weer onder kwam het gewone volk. Wij dus. En nog weer lager kwamen de mensen die op de een of andere manier niet meetelde, omdat ze niet geloofde, nooit in de kerk kwamen of zelfs helemaal “mislukt” waren in de samenleving. De criminelen e.d.

Van bovenaf bestuurde god de wereld. Deze bepaalde alles of het was al bepaald bij ons geboorte. En dan maakte het ook niet zoveel meer uit wat je deed. Je had geen invloed meer op de vraag of jij wel of niet in de hemel zou komen. Ik weet nog dat ik dat als kind heel oneerlijk vond. Je kon nog zo je stinkende best doen, twee keer per zondag naar de kerk, iedere dag bidden, maar als was bepaald, door god dat jij niet in de hemel kwam, dan gebeurde dat ook niet! En iemand die er een potje van maakte die had wel de kans in de hemel te komen.

Later leerde ik dat je ook op een andere manier naar god kunt kijken. Ik leerde dat vooral door te kijken naar de boodschap in het nieuwe testament. Door te kijken naar de verhalen over het leven en de wandel van de mens Jezus. Daaruit leerde ik dat god niet een gewelddadige macht is die van bovenaf komt, maar eerder een machteloze aanwezigheid in de wereld van onderaf.

Een docent tijdens mijn theologiestudie leerde mij dat dit beeld van god  aanspoort tot een revolutie tegen de machten van de wereld. Een revolutie die niet gewonnen wordt door brute kracht, maar eerder door zwakte.

Het is met dit uitgangspunt in het achterhoofd dat Peter Rollins ons vanmorgen het verhaal verteld van de keizer. Bijbels gezien staan koningen en keizers altijd symbool voor een wereldlijke macht. De schrijvers van het nieuwe testament hadden daarbij ongetwijfeld het beeld voor ogen van de romeinse keizer, die werd geassocieerd met bruut geweld en onderdrukking en een onverzadigbare honger naar macht en uitbreiding van zijn wereldrijk.

De grootste angst voor de keizer is het verlies van zijn macht. Een macht die vaak gestut wordt door militaire kracht. Zo gauw de militairen zich keren tegen de keizer, is het met zijn macht gedaan. In die denkwereld wordt zwakte gezien als verlies en verlies is een teken van zwakte. Er kan door de keizer alleen maar gedacht worden vanuit kracht en overwinning. Wanneer er aan zijn macht wordt getornd, wanneer zijn macht wankelt, dan is dat een boze droom, een nachtmerrie voor iedere keizer.

Laten we nu niet denken dat dit iets is uit bijbel van duizenden jaren geleden. Nee, dit is vandaag de dag volop aan de orde. Alleen heten het nu geen keizers meer, maar zijn het vaak presidenten die zich graag met keizerlijke macht omhangen. Die dan ook menen dat hun macht een goddelijke goedkeuring draagt of daar in ieder geval naar op zoek zijn. Die de rechtvaardiging van hun regeerstijl zoeken in het goddelijke, in de godsdienst van hun cultuur, het christendom of de islam, maar in de praktijk daar zelf weinig gevoel bij hebben. Het zijn veelal deze machthebbers die de godsdienst misbruiken als een politiek programma om hun eigen macht te behouden. We kunnen er niet vaak genoeg voor waarschuwen; het zijn wolven in schaapskleren!

Als we teruggaan naar het verhaal in de bijbel, het verhaal van Peter Rollins, dan zijn we er getuige van hoe god daadwerkelijk doorbreekt in de menselijke wereld. Niet als keizer die afdaalt uit de hemel, om de wereldlijke macht naar zijn hand te zetten, maar eerder als een kind dat de wereld binnenkomt door de baarmoeder van een jonge ongehuwde vrouw. En in het kielzog daarvan alle kwetsbare mensen; wezen en weduwe, zieken en vreemdelingen, vluchtelingen en slaven. God breekt door in de wereld, niet bij de mensen die goed gekleed zijn, maar in de uitgestrekte hand van een hongerige vreemdeling, in het naakte lichaam langs de kant van de weg. In de persoon van de dorstige, de vreemdeling die graag mee willen doen in ons samenleving, de gevangene.

De keizer wordt aan zijn ongetwijfeld dure hermelijnen mantel naar beneden getrokken en wordt daarmee een keizer die zijn kleren, die symbool staan voor zijn macht, verliest. Het wordt een keizer zonder kleren, op de knieën voor iemand het tegenovergestelde is. Op de knieën voor iemand die het tegenovergestelde is van wat de keizer tot nu was en wat hij wilde zijn; iemand als god, maar dan bovenaan de piramide, om van daaruit zijn macht tentoon te spreiden.

Maar god staat niet bovenaan de piramide. De piramide is een wankel evenwicht van de wereld waarin god onderaan staat, die balanceert op slechts een punt, dat door ons mensen in evenwicht moet worden gehouden.  We komen god niet tegen als het hoogste op onze levensladder, maar vinden hem eerder in het laagste, het meest kwetsbare, het meest wankele van onze wereld.

Is dat een gekke gedachte? Is het dwaasheid om zo te denken, om zo te geloven, om god zo voor te stellen? Als we de Bijbelverhalen willen geloven niet. Het machteloze en krachteloze vormt de tegenmacht van het koninkrijk gods, een machteloosheid die de machtigste leiders van de wereld op de knieën kan krijgen, die mensen de ogen kan openen om god te vinden onder aan de piramide. Het is geen dwaasheid om zo te denken, om zo te geloven of zoals de apostel Paulus al schreef: “de dwaasheid van god is wijzer dan de wijsheid van mensen en de zwakte van god is sterker dan de kracht van de mens”.