Mattheus 2: 1 – 18

Nog even wordt voor ons de romantiek van het Kerstverhaal voorgehouden met het bezoek van de drie wijzen aan het kraambed van Maria. Een verhaal dat bol staat van symboliek. Het is een eeuwenoude droom die werkelijkheid wordt. Vanuit alle werelddelen trekt men op om de Messias, de nieuwe koning, te aanbidden. De wijzen uit het oosten staan symbool voor al die volken die deze koning willen aanbidden. En wat kan je beter meenemen voor een koning dan goud en wierook. Goud staat voor macht en aanzien en prestige. Wierook staat symbool voor overgave en gebed. En mirre is symbool voor een geurende olie die alle wonden heelt en waarmee doden worden gebalsemd. In de kern het koningschap van deze nieuwe Mens.

Maar als we het verhaal goed lezen die zien we ook de eerste donderwolken en onweersbuien aan de horizon verschijnen. En kunnen we weten dat de romantiek van het Kerstfeest, het feest en de vreugde, snel voorbij zullen zijn. Het bezoek van deze drie wijzen aan Herodes is daar een eerste voorteken van. Dan voel je aan; dit gaat niet goed komen!

Want we kennen dat soort koningen wel. Die willen niet aanbidden. Die willen aanbeden worden. Herodes is zo’n huichelaar. Een koning van de schone schijn. Met een keiharde, bittere onderlaag die alles en iedereen wat zijn macht maar bedreigd uit weg wil ruimen. En als deze wijzen uit het oosten, blijkbaar in hun naïviteit, langsgaan bij Herodes en hem vertellen dat ze op zoek zijn naar een nieuwgeboren koning, dan gaan alle alarmbellen af. Een nieuwe koning, hoe jong, hoe klein ook, is per definitie een bedreiging.

De engelen hadden het maar druk in die dagen. Ze waren nog volop bezig om de komst van de nieuwe koning aan te kondigen of ze moesten alweer aan de bak om te voorkomen dat die nieuwe koning voortijdig van het toneel zou verdwijnen. Want de hemel verhoede het dat de wijzen teruggingen naar Herodes. In een droom gewaarschuwd keerde zij niet terug naar Herodes.

Maar daarmee is niet het hele verhaal verteld. Want we moeten niet denken dat een koning als Herodes daar genoegen mee neemt. Eerst is hij des duivels, als hij merkt dat hij belazerd is door de wijzen. Daarna schakelt hij onmiddellijk zijn eigen inlichtingendienst in om te achterhalen waar dat kind verblijft. Als ook dat niets oplevert dan deinst hij er niet voor terug om alle jongetjes van twee jaar en jonger ter dood te brengen. Maar goddank is Jezus daar niet bij. Want het is weer de hemel, de engelen, ze hebben het er maar druk mee, die ingrijpen. In een droom gewaarschuwd week Jozef uit naar Egypte, om het leven van dit Godskind te redden.

Dan zijn we de romantiek van het kerstverhaal al lang voorbij. De kindermoord, het is een verhaal uit Egypte en het is een verhaal uit Bethlehem. Maar het is vooral een verhaal van alle tijden. Steeds weer weten dictators van geen wijken en steeds weer zijn onschuldige kinderen het slachtoffer, onnooz’le kinderen, om het in oud-Nederlands te zeggen. Angst regeert de regeerders. En dictators die zich bedreigd voelen, die gaan slaan. Die executeren mensen. Die sluiten mensen levenslang op. Die sturen jonge mensen als kanonnenvoer naar het front. En ze kennen elkaar, die dictators, zoeken elkaar steeds weer op. Zijn elkaars bondgenoten, herkennen elkaar in het onderdrukken van de bevolking en het steeds weer opnieuw uitbreiden van hun macht. De naam Herodes staat symbool voor alle namen in de geschiedenis, maar ook voor alle namen vandaag die jonge mensen als kanonnenvoer naar het front sturen, die mensen opsluiten en executeren. Die mensen een eigen mening ontzeggen.

Het Godskind is een vluchtelingenkind geworden. Ogenschijnlijk niet onder een goed gesternte geboren. Wat moet er worden van dat kind? Maar zijn naam, Godskind, staat symbool voor alle kinderen en mensen die op de vlucht zijn geslagen. Weggevlucht voor oorlog en onderdrukking. Gevlucht voor droogte en hongersnood. Daarmee hebben we niet alles gezegd. Want achter ieder vluchtelingenkind, achter iedere vluchteling, gaat een dramatisch verhaal schuil. Een verhaal van onthechting, loslaten, onzekerheid, angst, pijn, verdriet. “Een stem werd in Rama gehoord, een groot wenen en klagen. Rachel beweende haar kinderen en zij wilde niet getroost worden, omdat zij niet meer zijn”.

Het was ooit in Rama, een plaats ten noorden van Jeruzalem, waar de Israëlieten werden samengedreven, om van daaruit te worden gedeporteerd naar Babylon. Mattheus herinnert ons nog even aan dat verhaal. Omdat in het verhaal van die moeder, Rachel, de angst, de pijn en het verdriet, het onrecht, doorklinkt van al die andere moeders die hun kinderen vermoord zien worden aan het front. Een jong leven in de knop gebroken. Het verdriet van de moeders die hun kind zien verdrinken, over boord geslagen van gammele bootjes op een woeste zee, in de hoop op een nieuwe toekomst in een nieuw land. Ontroostbaar zijn deze moeders, ontroostbaar waren de moeders van Israel.

Is er dan niets meer te hopen? Is dan alle feestvreugde van Kerstmis voor niets geweest? Dat lijkt mij ook niet.

Want gelukkig is aan de ballingschap in Babylon ooit een einde gekomen. Gelukkig kwam er ook een einde aan het schrikbewind van Herodes. Gelukkig zijn er in de loop der eeuwen vele dictators ten val gekomen. Gelukkig zijn oorlogen geëindigd in vredesovereenkomsten. Gelukkig hebben mensen hun land opnieuw kunnen opbouwen. Gelukkig hebben veel mensen een nieuwe toekomst kunnen opbouwen in een nieuw land. Gelukkig zijn er nog steeds mensen die zich inzetten voor vluchtelingen. Gelukkig zijn er nog steeds mensen die blijven ijveren voor de vrede. Gelukkig zijn er nog steeds mensen die blijven omzien naar anderen in hun directe omgeving. Gelukkig zijn er nog steeds mensen die blijven geloven in recht. Gelukkig zijn er nog mensen die hun droom navolgen om daarmee anderen recht te doen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.