Romeinen 12

Goed beschouwd heeft de Bijbeltekst van vanmorgen niet zoveel te maken met de actualiteit die ons de afgelopen dagen zo beheerst.

Daar kunnen we in de kerk niet omheen en daar willen we ook niet omheen. Iedereen voelt het medeleven met de Oekraïners. Het leed dat hen overkomt. De doden en gewonden. De verwoesting van steden en dorpen. Gezinnen uiteengerukt. Moeders en kinderen op de vlucht. Vaders die achterblijven om te vechten. Ze gaan uit elkaar in het besef dat ze elkaar mogelijk nooit meer zullen terugzien.

En dan nog onze eigen gevoelens bij deze oorlog. Gevoelens van machteloosheid. Wat kunnen wij doen om het leed dragelijk te maken. Niet veel lijkt het. Inzamelingsactie voor kleding en voedsel en medicijnen, waar we ons steentje aan kunnen bijdragen. De klokken luiden voor de vrede, tegen de oorlog. De vredesvlag hijsen, om de wereld te laten zien waarvoor we staan. Maar we weten ook, daarmee stoppen we de oorlog niet, daarmee voorkomen we niet het onpeilbare leed van de Oekraïners.

Gevoelens van angsten en onzekerheid. Waar eindigt deze oorlog? Het ondenkbeeldige is plotseling denkbeeldig geworden. Europa en al zijn inwoners onderdeel, slachtoffer, van een allesvernietigende kernoorlog? Een derde wereldoorlog? Het lied dat we na deze overweging zingen heet ook eigenlijk; het lied tegen de derde wereldoorlog.

Alhoewel de Bijbeltekst van vanmorgen niet zoveel te maken heeft met deze actualiteit kunnen we er mogelijk toch iets aan hebben. Wat we lazen was een deel uit de brief van Paulus die hij schreef aan de christengemeente in Rome. Aan de Romeinen dus. En gemeente in de verdrukking, zelfs in de illegaliteit. Omringd door een hun vijandig gezinde bevolking. Paulus wist ook wel dat hij met deze brief geen uitkomst kon bieden uit de benarde situatie van deze gemeente. Hij wist ook wel dat het grote Romeinse rijk niet aan het wankelen zou worden gebracht door deze brief. Paulus schreef deze brief om hen een hart onder de riem te steken. Om hen te bemoedigen, hoop te bieden.  Bij het lezen van deze brief kwam bij mij de vraag op; wat zou ik vandaag in een brief willen schrijven aan het volk in de Oekraïne. Een volk in de verdrukking.

Zou ik dan ook zoiets schrijven als; “hebt uw vijanden lief, als ze honger en dorst hebben geef hen te drinken. Zegen uw vervolgers, vervloek hen niet. Vergeld geen kwaad met kwaad, neem geen wraak”.  Ik kan me er alles bij voorstellen dat dergelijke woorden niet in goede aarde zouden vallen. ; Dat ze denken; “ja dat zal, maar de realiteit is dat die vijand steden bombardeert en ons bedreigd met kernwapens. De woorden zullen op het nodige onbegrip stuiten. Misschien zou ik wel schrijven; “doe alles wat binnen uw vermogen, zover het in uw macht ligt om met alle mensen in vrede te leven”.  Want dat is namelijk de kernzin waar het in dit gedeelte omgaat.

Ze hebben alles gedaan om de vrede te bewaren. Steeds weer een uitgestoken hand om te praten.  Maar even zo hard werd deze hand weggeslagen. De vraag die dan bovenkomt is: hoever moet je gaan om de vrede te bewaren? Over je heen laten lopen? Omwille van de vrede de rode loper uitleggen voor je tegenstander, terwijl je weet dat dat de onderdrukking wordt. Jezelf tot de tanden bewapenen? Of juist niet, jezelf ontwapenen in de hoop dat je tegenstander dat ook doet. Maar je hebt ook nog zoiets als een rechtvaardige oorlog, waarin je het recht hebt op zelfverdediging, tegen de komende tirannie en onderdrukking.

Wat je ook doet of wat je ook gedaan hebt, het is dus niet gelukt met de vrede. Zeker geen grote wereldvrede, daar zijn we ons de afgelopen periode weer eens pijnlijk van bewust geworden. Wereldvrede is een utopie gebleken. Daar kun je mooie liedjes over zingen, tegen de klippen op voor bidden, je in stilte terugtrekken, maar je wint er de vrede niet mee. Waarom lukt het dan niet? Zijn het dan alleen de grote machthebbers van deze wereld die nergens omgeven, alleen maar gedreven worden door hun eigen macht en economisch gewin?

Als we nu constateren dat het met de wereldvrede blijkbaar niet lukt, dan lopen we het risico dat we in soort depressie belanden, zie je wel het lukt ons niet en het zal ons ook nooit lukken. Om te voorkomen dat wij in een dergelijke depressie raken moeten we ons afvragen; wat kunnen wij dan hebben aan de brief van troost en hoop van Paulus?

We zijn een gemeente van Christus, net zo’n gemeente als waar Paulus zijn brief aan schreef, dus niet zomaar een willekeurige organisatie die toevallig wekelijks bij elkaar komt in een gebouw. Nee wij oefenen wekelijks de liefde en de vrede. We proberen met elkaar de grenzen te verleggen, zonder dat we tot het onmogelijke zijn gehouden.

We willen blijven zoeken naar de mensen die, net als wij, alleen maar vrede willen. In die zin is het goed om ons iedere keer weer te realiseren en dat ook te benoemen, dat de oorlog waar wij nu naar kijken, niet de oorlog is van de Russen, het gewone volk. Het is de oorlog van de politieke machthebbers. Het is de oorlog van de generaals en van de mensen die er alleen maar rijker van worden. Het gewone volk in Rusland is evenzeer slachtoffer van geweld en onderdrukking en zijn dus misschien wel meer bondgenoten voor de vrede dan we nu zouden denken.

De woorden van Paulus zijn inspirerende woorden, troostvol en hoopvol. Wij moeten alles doen wat in ons vermogen ligt om de vrede te bewaren. Daartoe zijn wij gemaakt, daartoe vormen wij met elkaar de gemeente van Christus, zolang wij leven heeft onze aarde nog kans op redding en kan de dood worden overwonnen. En wint de vrede het van de oorlog.